West-Europa in de late middeleeuwen

 

In het West-Europa van de middeleeuwen bestaat er een langdurige periode van wetenschappelijke sluimer. Op de verwoeste restanten van het oude Romeinse rijk ontstaat een plattelandscultuur waarbij het merendeel der bevolking op het absolute bestaansminimum leeft. Culturele en wetenschappelijke activiteiten beperken zich voornamelijk tot de kloosters en de kloosterscholen. Centraal hierin staan de Heilige Schrift, de christelijke leer der kerkvaders en een bewondering voor de Romeinse beschaving. Wat men uit de klassieke oudheid weet is afkomstig uit niet al te onbetrouwbare Latijnse bronnen. Hieruit ontleent men ook flarden van Ptolemaeus' geocentrische wereldbeeld.

In de twaalfde en dertiende eeuw begint er onder invloed van de handel op de Middellandse Zee enige kennis van de klassieke Griekse cultuur en de Arabische wetenschap door te dringen. Er komen enkele vertalingen van klassieke werken uit het Grieks en het Arabisch. In 1175 wordt De Almagest in het Latijn vertaald door Gerard van Cremona.

De astronomie wordt tot dan toe vooral beoefend in het belang van de astrologie en het bijhouden van kalenders. De astrologie had al een aanzienlijke invloed gekregen binnen de dan heersende wetenschap, zoals in de geneeskunde. Op den duur wordt er geen medische handeling verricht zonder de stand van de sterren te raadplegen. Het ontwakende bewustzijn zet echter sommige mensen aan om dergelijke leerstelsels in twijfel te trekken. Nicolaas van Oresme, een vermaarde veertiende-eeuwse geleerde en bisschop van Lisieux, stelt in zijn Tractaat tegen de Astrologen hun praktijken als gevaarlijk en onzinnig aan de kaak.

Aan het einde van de middeleeuwen wordt het geloof in een geocentrisch heelal ondermijnd door veranderende inzichten en steeds nauwkeuriger waarnemingen. Voor die tijd uiterst nauwkeurige observaties, zoals die van Regiomontanus zorgen voor aanpassingen van het model van Ptolemaeus. Diverse epicykels moeten aan planeetbanen worden toegevoegd om de waarnemingen nog wel met het model in overeenstemming te houden. Regiomontanus is een overtuigd aanhanger van Ptolemeïsche wereldbeeld.

In West-Europa wordt deze tijd gekenmerkt door immense veranderingen op artistiek, sociaal, kerkelijk en politiek gebied. Het lijkt wel of het hele bewustzijn van de mensen verandert. Men gaat op ontdekkingsreis en ontdekt nieuwe continenten. In de schilderkunst doet het perspectief zijn intrede. De individuele mens met persoonlijke kenmerken en emoties ontwaakt in de beeldende kunst. In de muziek gaat de meerstemmigheid plaats maken voor de begeleide solo. Ook op wetenschappelijk gebied gaat men op een andere manier tegen de 'werkelijkheid' aankijken. Men stelt andere vragen om de natuur te onderzoeken en men vindt dan ook andere antwoorden. Een andere manier van natuuronderzoek vraagt ook andere technische hulpmiddelen. Het experiment wordt een belangrijke graadmeter. Er komen niet alleen nauwkeuriger meetinstrumenten maar ook snellere wegen om de vergaarde kennis te verspreiden. Denk hierbij aan de opkomst van de boekdrukkunst.

Van grote invloed voor de nieuwe wetenschap zijn een aantal werken uit het midden van de zestiende eeuw: De Fabrica Corporis Humani van de arts Vesalius, waarin de eerste moderne anatomie beschreven is, en de nieuwe wereldkaart van Mercator. Het meest invloedrijk is echter De Revolutionibus Orbium Coelestium van Copernicus. Mede door de hierop inspelende arbeid van Kepler en Galilei ontstaat er op den duur een grote omwenteling in het menselijke bewustzijn. In hoofdstuk 4 komen we hierop terug.