Onderzoeksopgaven
We hebben gezien dat klassieke planeetmodellen er vooral op gericht waren om op gewenste momenten de plaats in de dierenriem te voorspellen. Daarnaast wil men in de oudheid de positie van de planeet ten opzichte van de zon weten. Een en ander speelt ook een grote rol bij de bewegingsmodellen van de maan. Ptolemaeos vermeldt in de Almagest een drietal bewegingsmodellen van de maan, van vrij grof tot zeer verfijnd. We bekijken de tweede. Het blijkt dat de maan niet precies een eenparige cirkelbeweging om de aarde maakt. Soms beweegt ze sneller en dan weer langzamer. Om dit verschijnsel te beschrijven maakt Ptolemaeos gebruik van een deferent die met een 'scharnierende' straal om de aarde draait. In de figuur hiernaast beschrijft de maan M een epicykel om C met straal R3. C doorloopt een deferent om de aarde A, waarbij de straal AC scharniert in B. Het model ziet er nu als volgt uit:
|
I. De zon Z draait om de aarde met een hoeksnelheid (t.o.v. een vast punt aan de hemel (0o), tegen de klok in).
II. Punt C doorloopt de deferent met hoeksnelheid ß (t.o.v. de positie van Z, tegen de klok in). De straal r varieert en hangt af van de vaste afstanden AB=R1 en BC=R2.
III. Hulppunt B draait om A t.o.v. de positie van Z, eveneens met hoeksnelheid ß, maar nu met de klok mee.
IV De maan M doorloopt een epicykel rond C met een hoeksnelheid t.o.v. het verlengde van AC (met de klok mee).
Ptolemaeos geeft bij dit model ook de waarden
van de afstanden en de hoeksnelheden. Voor het gemak bij het rekenen ronden
we een aantal van deze waarden enigszins af. R1=10, R2=50
en R3=5.
a. Ga uit van een
coördinatenstelsel met A als oorsprong en 0o op de positieve
x-as.
Toon aan dat voor de coördinaten van M geldt:
waarbij .
De volgende hoeksnelheden zijn hierbij gegeven:
α: 360o in 365 dagen
ß + : 13o10' per dag
γ: 13o4' per dag
b. Stel van dit model
een parametervoorstelling op als functie van t (in dagen). Toon de kromme
van één omwenteling m.b.v je grafische rekenmachine.
Zoals reeds eerder gezegd was voor Ptolemaeos dit model slechts van belang om de positie van de maan aan de hemel te bepalen.
c. Geeft dit model ook
een goede beschrijving van de afstand aarde-maan? Verklaar je antwoord.
Bij deze meting wordt de basis gevormd door de
afstand van Parijs tot Cayenne (Frans Guyana). Bij hun berekeningen
komen Richer en Cassini uit op een horizontale parallax van
maximaal 25", wanneer Mars in oppositie staat met de zon.
b. Bereken met de gegevens de afstand Mars-aarde. Zal de afstand Mars-aarde doorgaans groter zijn dan het antwoord hierboven? Of kleiner? Verklaar je antwoord.
|
a. Zoek in een
wiskundig naslagwerk de eigenschappen op van de hyperbool. Met welke
vergelijking(en) wordt de hyperbool weergegeven in de analytische
meetkunde? Onderzoek de betekenis van de asymptoten. Wanneer is er
sprake van een orthogonale hyperbool?
b. Kies een geschikt xy- assenstelsel. Laat zien dat de verzameling een vergelijking oplevert zoals in a. |
Gegeven zijn twee punten P en Q (zie afbeelding). Een cirkel met straal r heeft P als middelpunt. Een halve lijn met grenspunt P snijdt de cirkel in R, en de middelloodlijn van QR in punt X. Terwijl R een deel van de cirkel beschrijft, beschrijft X een kromme.
c. Toon aan dat deze
kromme een hyperbool is.
d. Wordt de kromming van
de hyperbool groter of kleiner, als de afstand PQ groter wordt in verhouding
tot de straal van de cirkel?
e. Hoe groot moet de afstand PQ zijn, opdat de
kromme een orthogonale hyperbool is.
In het boek De
Organica Conicarum Sectionum in Plano Descriptione Tractatus
van de Leidse wiskundige Frans van Schooten (1615-1660) komen een
aantal 'kegelsnedetrekkers' voor, waaronder de hyperbolentrekker
hiernaast. We zijn hem reeds eerder tegengekomen. In de punten C en F zit het apparaat draaibaar vastgepind op het papier. Bij D en G zitten scharnieren en bij B kan een potlood in de kruising van de gleuven heen en weer worden geschoven. De lengte van CD is gelijk aan die van FG. f. Laat zien dat de met dit apparaat verkregen kromme inderdaad een hyperbool is. De lat DG kan korter of langer gemaakt worden. g. In welk speciaal geval ontstaat er een orthogonale hyperbool? |
Het apparaat hiernaast is afkomstig uit een
vroeger handschrift van Van Schooten, Problemata Astronomica et Geometrica
genaamd. Een lat is draaibaar vastgepind in punt K. Een niet elastisch koord is
in X aan de lat vastgemaakt en in H met een pin in het papier vastgezet. Bij B
wordt het koord met een potlood tegen de lat aangedrukt, zodat beide delen van
het koord strak zitten. Terwijl de lat om K draait beschrijft het potlood een
kromme.
Het koord kan korter en langer gemaakt worden. i. Beschrijf de invloed hiervan op de kromme.
|
a. Bereken hiermee de omtrek van een cirkel met straal 1.
b. Laat zien de berekening van de omtrek van een
ellips (met lengte lange as 4 en lengte korte as 2) hierbij tot problemen leidt.
Naast de bekende planeten bevat ons zonnestelsel ook een groot aantal planetoïden. Dit zijn rotsblokken van enkele meters tot kleine planeten van een paar honderd kilometers doorsnede. De meeste van deze brokstukken bevinden zich in een gordel tussen Mars en Jupiter. Hieronder zie je de gegevens van twee van de grootste planetoïden.
planetoïde | lengte lange as (in Ae) | excentriciteit | omlooptijd (in jaren) |
Ceres | |||
Vesta |