Egypte en Mesopetamië

 

Het bewustzijn van de Egyptenaar uit de tijd van de farao's is nog grotendeels mythisch. Voor hem is de opkomst en de ondergang van de zon, de maan en de sterren een voorbeeld van een periodiek verschijnsel. In een bekende Egyptische voorstelling wordt het hemelgewelf belichaamt door de hemelgodin Noet die zich over de aarde buigt. Langs haar lichaam glijden de zon, de maan en de sterren in boten voort.

De zonnegod Re, ook wel Horus-Re, Amon-Re of Re-Atum genoemd, wordt beschouwd als de bron van licht en warmte en tevens als schenker van het leven op aarde. In heel Egypte wordt hij in hoge mate vereerd.


 
Als maangod wordt Thot, de bode der goden, vereerd. Evenals de zon vertoont de maan een periodiek karakter. Niet alleen de loop van de maan over de wentelende hemelbol vertoont een vaste periode, maar ook zijn eigen verschijningsvorm varieert van nieuwe tot volle maan. De tijd tussen twee nieuwe manen dient als een belangrijke tijdsaanduiding (de maand). Om deze reden wordt Thot ook wel als heer van de tijd gezien.

In de tijdrekening zien we een belangrijke toepassing van de sterrenkunde van de Egyptenaren.

 


Voor de lengte en de begindatum van het jaar gebruiken ze Sirius. Deze heldere ster is gedurende een deel van het jaar onzichtbaar. De eerste keer dat Sirius weer zichtbaar is, haar geboorte in de ochtendschemering vóór zonsopgang, valt omstreeks 2000 v Chr samen met het moment dat de Nijl buiten zijn oevers treedt (begin juli). Deze jaarlijks terugkerende overstroming is voor Egypte van levensbelang. De Nijl schenkt met het meegevoerde slib de vruchtbaarheid aan het land. Vandaar dat de eerste verschijning van Sirius een periodiek teken van de hernieuwing van het leven is. Sirius en het naburige sterrenbeeld Orion worden vereenzelvigd met het godenpaar Isis en Osiris, die een centrale rol spelen in de Egyptische mythologie. Vermoedelijk al in het jaar 2776 v Chr heeft men in Egypte het jaar en de kalender ingevoerd op basis van de tijdsduur tussen twee geboorten van Sirius, 365 dagen.

De Egyptenaren hebben ongetwijfeld uitgebreide waarnemingen aan de sterrenhemel gedaan. Wie bijvoorbeeld de bouw van de Grote Piramide te Gizeh wat nader bestudeert, komt tot een aantal verbazingwekkende ontdekkingen. Zo is het grondvlak van deze piramide een perfect vierkant waarvan de zijden exact in de richting noord-zuid en oost-west lopen. Vanuit twee ruimten, de konings- en koninginnekamer, lopen dwars door de steenlagen heen vier kaarsrechte schachten van tientallen meters lengte naar buiten toe, precies in noordelijke en zuidelijke richting. Sommige egyptologen denken dat het ventilatiegaten zijn, andere noemen het sterrenschachten. Volgens moderne berekeningen is de zuidelijke schacht van de koningskamer precies op het culminatiepunt van de heldere ster Alnitak (ζ-Orionis, in de gordel van Orion) gericht geweest, terwijl de zuidschacht van de koninginnekamer gelijktijdig Sirius als richtpunt had (5).

Gelijktijdig zijn de beide noordelijke schachten gericht op α-Draconis - als gevolg van precessie was dit de toenmalige poolster - en een ster in het sterrenbeeld Kleine Beer. Zonder moderne meetinstrumenten zijn dit bijzondere sterrenkundige prestaties. Hoe de Egyptenaren hierbij te werk zijn gegaan en hoe de waarnemingen zijn verricht, is niet bekend omdat er nagenoeg geen geschreven overleveringen zijn op dit gebied.

Vanuit het oude Mesopotamië (6) hebben ons veel meer geschreven documenten bereikt. Een van de redenen hiervoor is het feit dat de kleitabletten die ze voor hun teksten gebruikt hebben veel minder door de tijd zijn aangetast dan de papyri uit Egypte. In de gebieden langs de Eufraat en de Tigris komt volop klei voor, dat zowel voor schrijfmateriaal als voor aardewerk en huizenbouw wordt gebruikt. Het land is vruchtbaar en historici menen dat in deze streken voor het eerst systematische landbouw ontstaan is. Speelt in Egypte het water van de Nijl een beslissende rol in de voedselvoorziening, hier in Mesopotamië is het de regen. Gedurende vier maanden valt er geheel geen neerslag en nog eens vijf maanden is het ook vrijwel onbewolkt. De periode van droogte wordt rond 4000 v Chr aangekondigd door de eerste nieuwe verschijning van Sirius (ca 21 juni). Sirius heeft in het Tweestromenland duidelijk een minder goede naam dan in Egypte.

 

De heldere hemel zal bijgedragen hebben aan het hoge peil van de sterrenkunde in Mesopotamië, die zich kenmerkt door nauwkeurige waarnemingen en het bijhouden van lijsten en tabellen. Er zijn veel kleitabletten gevonden met systematisch geordende waarnemingen van de loop van de zon, de maan en de planeten. Het vermoeden bestaat dat men de waarnemingen vooral doet op hoge terrasvormige torentempels, zogenaamde ziggurats, waarvan de toren van Babel een legendarisch voorbeeld is. Het is verrassend te ontdekken wat de priesters daar met het blote oog hebben waargenomen en welke conclusie men daaraan verbindt.

Zo kent men de ecliptica, de loop van de zon langs de wentelende hemelbol. Al vroeg worden de sterrenbeelden benoemd waar de ecliptica door heen gaat, en die tezamen de zogenaamde dierenriem vormen.

De loop van de maan en de planeten ten opzichte van de vaste sterren wordt eveneens opgetekend. Met name de waarnemingen aan Venus getuigen van een grote kennis en nauwkeurigheid. Deze heldere 'ster' verschijnt gedurende bepaalde maanden 's avonds aan de westelijke hemel en 's ochtends aan de oostelijke hemel. In de tussentijd loopt ze onder de horizon door. De Soemeriërs weten al voor 2000 v Chr dat deze 'avondster' en 'morgenster' een en dezelfde 'ster' zijn. Beiden vertegenwoordigen dezelfde godheid, namelijk Isjtar (7), de godin van de liefde èn de strijdvaardigheid.

Ook de andere planeten worden vereenzelvigd met goden. Evenals Venus brengt Jupiter (de god Mardoek) geluk. In de Babylonische godsdienst zijn Mardoek en Isjtar de belangrijkste goden. De oorlogsgod Nergal wordt in verband gebracht met Mars en Ninoerta, ook een oorlogsgod, is de Babylonische Saturnus.

 

In een land dat zo sterk van de regen afhankelijk is, is de maan minstens zo belangrijk als de zon. De maangod Sin is dan ook de vader van de zonnegod Sjamasj. Sin wordt gezien als brenger van het leven, immers het resultaat van een koude onbewolkte nacht is vaak een beetje dauw op de grond, een voorzichtig teken dat er toch nog wat water uit de hemel komt.

Gedurende de hele geschiedenis van Mesopotamië speelt de waarzeggerij een grote rol met name de voorspellingen op grond van de positie en de loop van de planeten, de zon en de maan. Verschijnselen aan de hemel worden in verband gebracht met het leven op aarde. De goden spelen hierin een grote rol. In de Oudheid is altijd hoog opgekeken tegen de kunst van de Babylonische astrologen.

 


5 Volgens piramideteksten zouden de farao en zijn vrouw na hun dood naar de sterren reizen om bij het godenpaar Osiris (het sterrenbeeld Orion) en Isis (de ster Sirius) te vertoeven. Sommige deskundigen menen dat hierbij de sterrenschachten een rol spelen. Zie bijvoorbeeld Bauval & Gilbert (1995). (terug)

6 In feite wordt Mesopotamië bevolkt door een verzameling van naast en na elkaar levende volken. De belangrijkste hiervan zijn de Soemeriërs (tot ca. 2000 v Chr), de Babyloniërs, de Akkadiërs, de Chaldeërs en de Assyriërs. (terug)

7 Voor de eenvoud worden van de goden de bekendste Babylonische namen gebruikt. (terug)