Toegepaste ethiek

 

 

In de ethische grondhouding stel ik mijn eigen bestaan en mijn verhouding tot de gemeenschap ter discussie. Ik bevraag een en ander vanuit mijn eigen referentiekader van ‘goed en kwaad’. Hier heerst een brede denkbeweging tussen de twee principiële grondvragen: ‘van waaruit’ en ‘waartoe’.

In de toegepaste ethiek wend ik me gedeeltelijk af van mezelf. Ik beschouw mezelf nu meer als deelnemer aan de gemeenschap. Al handelend en wandelend in de maatschappelijke praktijk van alledag stel ik mezelf de kleinere vragen ‘hoe’ en ‘waarom’.

 

De praktijk van alledag kent vele afspraken en codes, en ik zoek naar de achterliggende waarde daarvan. Ik moet me bezighouden met  een praktische waardeverheldering, opdat ik niet alleen weet dat er gebruiken en manieren bestaan, maar ze ook kan begrijpen en aanvoelen. Het resultaat is dat ik weet hoe ik het beste kan handelen in de betreffende praktijksituatie. Let wel, ik zeg niet hoe ik ‘moet’ handelen. Dat is een volgend chapiter. Wanneer ik geen begrip kan opbrengen voor een specifieke praktijk en de achterliggende waarden, dan bestaat binnen er de praktische ethiek de mogelijkheid een en ander ter discussie te stellen.

 

Zoals eerder gezegd, is er sprake van kunstmatig opgeworpen categorieën van het schema ‘ethisch spectrum’. Er bestaan geen strakke scheidlijnen tussen de categorieën. Iemand die zich met morele kwesties bezighoudt, zal zich hierbij doorgaans niet tot één categorie beperken. Wanneer een student in de gezondheidszorg geconfronteerd wordt met een vroegtijdige levensbeëindiging, loopt hij een goede kans hier met zijn hele ‘wezen’ in betrokken te raken, inclusief al zijn vooronderstellingen en vermeende waarheden. ‘Toegepast’ is in dit verband een armzalig predikaat.

 

Dat neemt niet weg dat toegepaste ethiek in veel omstandigheden, ook bij indringende morele beproevingen, als vluchtheuvel[i] verkozen wordt. Dit heeft alles te maken met de onzekerheid en kwetsbaarheid die een ethische – en nadrukkelijker nog een filosofische – grondhouding teweegbrengt. Toegepaste ethiek kent een ‘bescherming’ in de aanwezigheid van ‘vakkennis’ en ‘ethische jurisprudentie’. We kunnen putten uit voorbeelden uit de praktijk. De voornaamste didactische methode binnen het onderwijs berust dan ook op waardeverheldering op basis van een ‘ethische casuďstiek’.

Bij een ethische grondhouding daarentegen ben ik op mezelf teruggeworpen. De enige voorhanden casuďstiek is mijn eigen levenservaring. En misschien iets meer, maar daarover zo dadelijk.


 

[i] Van Veghel (2006)