>> Home <<

 

Wij doen het als onderwijsinstelling gewoon heel goed

Het gonst: ‘Wij doen het als onderwijsinstelling gewoon heel goed’. Onlangs nog vanaf het podium van de scholingsdag. Met deze blijde boodschap en enkele glaasjes op gleden we glimlachend terug in het idyllische verleden van Woodstock. Er was reden voor een feestje daar op de hoofdlocatie.

Nu is er een goedkope, intellectuele manier om dit feestje te verstoren. ‘Doen het goed’ – wat moet ik daaronder verstaan? ‘Doen’ we het goed voor de bühne, ‘bekken’ we lekker in de pers, ‘liggen’ we goed bij de buren? Wat is dit ‘het’? En wat wordt er bedoeld met ‘heel goed’? Meten we dat? En dan dat stopwoordje ‘gewoon’ – achteloos suggereert het dat ieder doorvragen onzinnig en ongewenst is.

 

Ooit zou iemand als Ludwig Wittgenstein hier gehakt van hebben gemaakt. In zijn vroege werk streefde hij een zuivere objecttaal na, waarin ieder woord een eenduidige betekenis heeft en verwijst naar een object in de werkelijkheid. Woord en betekenis vormen een hechte identiteit. Bij bovengenoemde boodschap is die helderheid ver te zoeken.

 

Het is echter niet mijn opzet om het feestje te verstoren. Ik zie om me heen genoeg collega’s die ‘het gewoon heel goed doen’. En dat is me gerust een feestje waard. Ik wil die boodschap helemaal niet doorzagen. Ik vermoed dat ik wel ongeveer weet waar het over gaat. ‘Onze taal kan men beschouwen als een oude stad’, schrijft Wittgenstein in zijn latere werk, ‘een wirwar van steegjes en pleintjes met oude, vervallen en opgeknapte huizen, en huizen waar in verschillende tijden nieuwe stukken zijn aangebouwd; en dit alles omgeven door een groot aantal nieuwe buitenwijken met rechte en regelmatige straten met gelijkvormige huizen.’ Net als een oude stad is taal een ‘levensvorm’. 

 

Woorden en zinnen uit het dagelijkse spraakgebruik vormen het oude centrum in Wittgenstein’s stad. Hier staan huizen die mensen al van oudsher bewonen. Bij tijd en wijle heeft men ze gerenoveerd en aangepast aan de eisen van de tijd. De mensen zijn ermee opgegroeid. Men kent de maat van de deurhoogte niet, maar na een paar keer hoofd stoten kijkt men vanzelf wel uit. In deze levensvorm – in dit ‘taalspel’ – weten we wat we met onze woorden bedoelen. Dat we ‘het gewoon heel goed doen’ zie je – dat voel je, dat waardeer je en dat vier je.

 

Toch is een waarschuwing op zijn plaats. Anders dan een boodschap van de werkvloer is een bestuursboodschap noodzakelijkerwijs gebaseerd op informatie uit de tweede hand. Op de grote schaal van ons instituut kan het niet anders. Bestuurlijke informatie huist vooral in de nieuwe, ordelijke buitenwijken van Wittgenstein’s stad. Men bedient zich meer van een soort meetbare objecttaal –heldere woningen in de buitenwijken met standaard deurhoogte van 2,20 meter, centrale verwarming en kabelaansluiting op dezelfde plek. Prestatie-indicatoren, kwaliteitsbarometers en meer van dat fraais, voor zover mogelijk objectief en meetbaar.

 

De werkvloer in het onderwijs bevindt zich meer in het rumoer van de binnenstad. De taal hier bestaat uit twijfelachtige identiteiten. Woorden hebben vaak vele betekenissen. Leren, geluk, gedrag, privé problemen of klotezooi – probeer er maar eens een eenduidige definitie van te geven. Dergelijke woorden zijn rekbaar en meerzinnig. Desondanks gebruiken we die woorden veelvuldig en snappen we elkaar.

 

Kennelijk hebben we hier te maken met twee taalspelen, ieder met zijn eigen waarheid. De ene taal is transparant als een doorzonwoning. De andere is anekdotisch – diffuus als een rokerig café. Onderlinge communicatie tussen bestuur en werkvloer is het overdragen van boodschappen van het ene taalspel naar het andere. Metaforen (gr: metaferein = overdragen) – daar moeten we het dus veelal mee doen.

 

Hoe zit het dan met de boodschap ‘Wij doen het als onderwijsinstelling gewoon heel goed’? Begrijpen we elkaar op dit punt? Of vieren we ieder ons eigen feestje? Veelzeggend in dit verband is Wittgenstein’s uitspraak: ‘Waarover men niet kan praten, moet men zwijgen’. Deze uitspraak duidt op een waterscheiding tussen verschillende taalspelen. We doen er goed aan deze scheiding te respecteren. Wat er in het rokerige café gebeurt is nauwelijks in managementinformatie te vangen. En wat er aan de bestuurstafel besproken wordt, gaat goeddeels in rook op aan de stamtafel. Daar helpt geen lieve moer aan. Zelfs niet die parmantige allesreiniger, genaamd ‘transparantie’.

 

 

PT, 18 april 2012

 

 

>> Home <<