>> Home <<

Useless Learning

Mijn eerste leren begon aan de borst. Aanraking, geur en warmte – spontaan leerde ik drinken. Het was een reflex. Ik was zojuist verdreven uit de moederschoot en een terugkeer zat er niet meer in. Mij restte slechts één alternatief: zo vlug mogelijk een competente zuigeling worden.

 

Dit eerste leren was niet cognitief, niet bewust. Het was een kwestie van onderbuik. Mijn psychiater zei me onlangs dat die onderbuik beslissend is geweest voor mijn latere levenswandel en drankgebruik. In mijn weke delen heeft zich de smaak vastgezet voor een leven lang leren. Deze eerste gevoelsbasis is de moeder aller … eens even kijken … implicit learning.

 

De tweede uitdrijving verliep meer geleidelijk. Geen barensnood, maar de sluipende invloed van de taal. Uiteindelijk heeft het woordje ‘ik’ me uit mijn egocentrische paradijs verdreven. Hoe meer dit ‘ik’ ging spreken, des te minder de wereld vanzelfsprekend werd. Was alles voorheen met de paplepel ingegeven, nu moest het in een woordenstrijd bevochten worden. De eerste krachtige wapens in de strijd waren ‘nee’, ‘wil niet’ en ‘zelf doen’. En in de broek doen.

 

Van het driftmatige in de weke delen stapte ik langzamerhand over op de koele berekening onder de harde schedel. Gaandeweg is het leren me in de bol geslagen. De heimwee naar naïeve vanzelfsprekendheid en paradijselijke eenvoud heb ik omgezet in denkbeelden en verstandelijke theorieën. En wat bleek? De betovering van taal maakt stervelingen onsterfelijk! Alleen wanneer dit cognitieve bolwerk dreigt te wankelen, spelen er nog driften op als waakhonden die tot hun eigen schik merken dat ze zijn vrijgelaten.

 

Eenvoud, overzichtelijkheid en vanzelfsprekendheid bestaan slechts in losgezongen denkbeelden. Laatst schrok ik daar zelf weer eens van. Ik had me voor de lol ingeschreven voor een masterclass van de Open Universiteit. Het ging over Mobile Learning. Vooraf heb ik me wat verdiept in enkele nieuwe concepten: ubiquitous learning, fragmented informal learning experiences, augmented reality, gamebased assessment en neurobased learning technology. Mee kunnen praten is het halve werk.

 

Hier en daar werden onderzoeken vermeld en – o wonder – allemaal min of meer succesvol. Weliswaar waren vooraf de gebruikelijke kunstgrepen toegepast. Zo werd het verschijnsel leerling gevangen in een steekproef. De weerbarstige leef- en leerwereld van de leerling was gereduceerd tot enkele variabelen. En brokstukken van toevallige resultaten werden statistisch fijngemalen. De bijgaande wetenschappelijke artikelen lazen als een tweedimensionale landkaart die uit alle macht over levend materiaal was gespannen.

 

Ik zal niet verhullen dat ik een haat-liefde verhouding heb met de geesteswetenschappen. Hoewel waakzaamheid en terughoudendheid geboden zijn, wil ik onderzoeksresultaten beslist niet afdoen als onzinnig. Wat me wel zorgen baart, is op de geringe bruikbaarheid van de talloze resultaten. En als deze gebruikt worden, is dit niet geheel zonder risico.

 

Een eeuw geleden had de filosoof Edmund Husserl de wetenschappelijke gemeenschap al gewaarschuwd. In het kort komt zijn betoog hierop neer. Alleen die wetenschap is bruikbaar die ergens in de weke delen van de gebruiker een passend gevoel geeft. Voor een onderzoeker is dit gevoel aanwezig. Per slot van rekening stopt hij zijn ziel en zaligheid in zijn onderzoek.

Betrokkenen bij het onderzoek kiezen er doorgaans voor om mee te doen; ook zij liften mee op de boeggolf. Daar komt bij dat er meer aandacht besteed wordt aan een onderzoekssituatie dan aan de gewone dagelijkse praktijk. Binnen het onderzoek wordt iedereen een beetje boven zichzelf uitgetild.

 

Maar voor degene die er, ver van de wetenschap verwijderd, in de praktijk mee moet werken, is het concept alleen bruikbaar wanneer het ‘goed voelt’. Het moet een belletje doen rinkelen. Een onderzoeksresultaat moet ‘levendig evident’ zijn, aldus Husserl. Het meest levendig evident is de zelf gevonden oplossing. Vanuit de weke delen wordt deze nadrukkelijk ergens in de hersenpan bekrachtigd.

 

Wanneer onderzoeksresultaten niet levendig evident zijn, worden ze niet geïntegreerd. Het wordt een ver-van-mijn-bed-show. Hoe meer bestuurders en beleidsmakers de beroepsgroep hiermee bestoken, des te meer eigen professionele ervaring en deskundigheid het veld zullen ruimen ten gunste van externe deskundigheid. Voor je het weet, wordt de professional een buitenstaander in zijn eigen beroepspraktijk. Onder het motto ‘wetenschappelijk bewezen’ hoopt de abstractie zich op tot een lichaamsvreemd, onverteerd kennissediment dat je voortdurend doet afvragen of je als professional wel voldoet.

 

PT, 5 maart 2014

 

>> Home <<