>> Home <<

Kleine kritiek van de speculatieve memetica

Puntige overpeinzing over memen en digitaal futurisme

 

PT, december 2019, vrijdag de 13e

 

1.        

De natuurwetenschap heeft in de loop der afgelopen eeuwen een hoge vlucht genomen.

We onderscheiden belangrijke, globale ontwikkelingslijnen en op kleine schaal hebben we talloze werkzame mechanismen ontrafeld. Het boek der natuur is uitgegroeid tot een indrukwekkende bibliotheek. Het theoretische bouwwerk omvat vele disciplines met elk hun eigen specialismen. Sommige onderzoeksresultaten zijn zo spectaculair dat het grote publiek zonder terughoudendheid spreekt van oerknal, zwart gat, geboorte van een ster, elementair deeltje, donkere materie, theorie van alles, evolutie, allereerste levensvormen, code van het leven en buitenaardse intelligentie.
Er zal evenwel nooit een menselijk wezen zijn dat over deze fenomenen het laatste woord kan zeggen. Voor onverschilligheid is het menselijk bewustzijn veel te ruim bemeten, maar voor de wereld – voor alles wat het geval is en de historische ontwikkeling hiervan – is het veel te krap.

 

2.        

Natuurwetenschap is een fascinerende uitweg uit de onverschilligheid. Grote geesten, sterke schouders en wereldwijd miljoenen actieve beoefenaars. Achter elk ontrafeld principe of mechanisme schuilt de noeste arbeid van velen: scherpzinnige hypothesen, uiterst precieze waarnemingen, complex (meer en meer machinaal) rekenwerk en nauwgezette controle. Sinds jaar en dag kennen we geen universele geleerde meer; niemand die de theoretische wereld overziet.

Met techniek, haar praktische toepassing, kunnen we diep ingrijpen in de natuur. Al met al kunnen we met ons technisch potentieel het aardoppervlak en het aardse leven zodanig beďnvloeden als ware het een kosmische ramp.

Is dit alles het gevolg van de natuur zelf? Of van menselijke vrijheid?

 

3.        

Natuurwetenschap is een reflexief natuurverschijnsel. Zonder menselijke geest geen natuurwetenschap. De geest van primaten heeft een aanleg voor reflectie en zelfreflectie, maar is nog miljoenen jaren verwijderd van wetenschapsbeoefening.

Mensen kunnen reflecteren. Zo kunnen wij ons met gemak afvragen of de menselijke geest een fysisch bijverschijnsel is van een organisme dat primair gericht is op de reproductie van eigen genen. Zijn menselijke artefacten, zoals cirkelzagen, bibliotheken en natuurwetenschap, eveneens bijverschijnselen? Of zijn ze essentieel voor het organisme, zoals een hert een gewei heeft en een pauw een kroon? Moeten we menselijke artefacten beschouwen als het verlengstuk van de menselijke arm? Dat soort vragen kunnen mensen stellen.

Indien natuurwetenschap een natuurverschijnsel is, dan is het in aanleg een reflexief verschijnsel. Het is de natuur die zichzelf tracht te verklaren. Kortom, indien we de wereld zuiver fysiek opvatten, dan is natuurwetenschap een uiting van een reflexief vermogen van de natuur.

 

4.        

Natuurwetenschap behoort tot de menselijke verschijningsvorm, tot zijn fenotype. Terwijl zijn genotype aanwijsbaar is, is het fenotype waarneembaar. Het gen zit verankerd in de DNA-structuur; het is een fysieke informatiedrager die verantwoordelijk is voor een specifieke, min of meer gecontroleerde eiwitsynthese.
Het fenotype is de fysieke en gedragsmatige verschijning van het organisme waarin het genotype tot uiting komt. Voorbeelden van typisch menselijke fenotypen zijn: rechtop lopen, dingen grijpen met een opponeerbare duim, denken en praten met een groot hoofd, land bewerken, dagdromen, oorlog voeren en het beoefenen van natuurwetenschap.
Nogmaals de vraag: zijn dergelijke overwegingen het gevolg van de natuur zelf? Zo ja, dan moet natuurwetenschap dus herleidbaar zijn tot het genotype. Dan zit het in onze genen.

 

5.        

In sommige opzichten is natuurwetenschap is een contraproductieve bezigheid. In evolutionaire zin is het beoefenen van natuurwetenschap nogal problematisch. Studerend en onderzoekend vermenigvuldig je je niet. Gefascineerde onderzoekers en dwangmatige carričremakers blinken doorgaans niet  uit in genetische reproductie. Ze hebben vaak te weinig tijd. Of ze beginnen pas als de vruchtbaarheidsklok op vijf voor twaalf staat. In het bijzonder bollebozen en nerds zijn minder reproductief. Niet zelden heeft de natuur op sociaal gebied misdeeld. Als gevolg van hun slechte reproductieve vermogen zouden ze op termijn uitgestorven moeten zijn.

 

6.        

In zijn geschriften betoont Richard Dawkins zich een hardcore geneticus en bestrijder van goedgelovigen. Vitalisten en creationisten noemt hij ‘pseudo-filosofische aanstellers die onze volwassen aandacht niet waard zijn’.

Vanzelfsprekend kwam Dawkins flink aan het worstelen met ‘tegennatuurlijke’ menselijke cultuuruitingen. Soms zitten mensen met hun artefacten hun eigen natuur dwars – Softenon, DDT, gat in de ozonlaag of kernramp. Ook rijkdom blijkt nadelig te zijn voor de menselijke natuur. Hoe rijker de mensen, des te minder nageslacht ze hebben.

De enige manier om de natuur en de soms tegenstribbelende cultuur met elkaar te verzoenen is te suggereren dat er ‘tegennatuurlijke cultuuruitingen’ bestaan die zo hun eigen voordelen hebben. Met wetenschap en techniek kun je je eigen leven beschermen en andere soorten bedwingen of uitroeien. Met antibiotica en airbags verleng je levens. Dergelijke voordelen spelen echter niet bij het celibaat, het najagen van een carričre, geboortebeperking en voorbehoedsmiddelen. Dergelijke fenotypen kunnen de genetische reproductie eigenlijk alleen maar benadelen.

 

7.        

Een genetische ontsnapping uit dergelijke ongerijmde gedragingen is ondenkbaar, zo was ook Dawkins duidelijk. Hij moest een list verzinnen. In The Selfish Gene (1976) heeft hij gesuggereerd dat er naast genen ook niet-fysieke informatiedragers zijn die verantwoordelijk zijn voor het menselijk gedrag. Hij gaf ze de naam ‘memen’ mee. ‘Voorbeelden van memen zijn melodieën, ideeën, stopwoorden, de mode om je te kleden, manieren om potten te bakken of bogen te bouwen. Net als de genen zich in de genenpool uitbreiden door via de zaadcellen en eicellen van lichaam naar lichaam te springen, breiden memen zich uit in de memenpool door van brein tot brein te springen via een proces dat we in ruime zin “imitatie” kunnen noemen.’

 

8.        

Vanuit wetenschappelijk oogpunt bezien zijn memen nogal hypothetisch en speculatief. Genen hebben we zo langzamerhand wel fysiek gelokaliseerd, en bijgevolg op materiële basis kunnen definiëren. Ook zijn er aanwijzingen dat er een zekere correlatie bestaat tussen genotype en fenotype. Bij memen is dit allemaal niet het geval.

 

9.        

Naast het speculatieve gehalte van de moderne ‘memetica’, kunnen we het volgende concluderen.

·         Zonder menselijk bewustzijn geen memen. Het onderscheid tussen genen en gedrag is overduidelijk. Het onderscheid tussen memen en gedrag is daarentegen arbitrair. De voorbeelden die Dawkins noemt, hebben te maken met manieren, mode en ideeën. We zijn dus gedwongen om memen toe te delen aan het domein van het fenotype.

·         Memen zorgen voor meer en kortstondiger ontwikkelingen in de menselijke evolutie dan genen. Zeker met de komst van de moderne media is sprake van memetische doorlooptijden die nog slechts een fractie zijn van genetische. Gezien de aard van de individuele menselijke geest en de wijze van overdracht van memen (namelijk imitatie) lijkt het erop dat evolutionair memetisch voordeel zich ook kan voordoen in korte termijn fluctuaties. Inderdaad lijkt de selectie actiever dan ooit in het geval van variaties die de leefwereld uitbreiden en intensiveren.

·         Natuurwetenschap is zelf een uiterst succesvolle meme. In de moderne tijd wordt haar oordeel bestempeld als ‘het ware’.

·         Memen – zoals de genoemde manieren, mode en ideeën vinden vooral ingang op basis van aantrekkelijkheid (fascinatie), sociale binding, aanzien, sympathie en praktische toepasbaarheid. Kortom, als criterium voor korte termijn evolutionair memetisch voordeel  geldt dus niet zozeer ‘het ware’, als wel ‘het goede’ en ‘het schone’.

 

10.    

In de huidige tijd van technologisch futurisme worden niet-materiële replicatoren razend populair. Met name bij digitale toekomstdromen willen memen nogal eens een hoge vlucht nemen.

 

11.    

‘Er valt veel voor te zeggen om de technosfeer als een memetisch organisme te duiden. De technosfeer komt tot leven op onze planeet en zal zichzelf, wanneer ze tot volle wasdom komt, naar andere planeten gaan verspreiden. De volwassenwording van de technosfeer verloopt parallel aan die van de ruimtevaarttechnologie. Op dit moment kun je nog stellen dat de technosfeer niet leeft, omdat ze zich niet kan reproduceren.’ Aldus Koert van Mensvoort in Next Nature (2018). Tot zover een onschuldige fantasie.
Maar dan begint ‘het grote speculeren’ en gaat het stijl de lucht in. ‘Pas zodra onze ruimtevaarttechnologie geavanceerd genoeg is om andere werelden te koloniseren, kan de technosfeer zichzelf voortplanten op andere planeten en voldoet ze aan onze definitie van leven. Vanuit de perspectief van de technosfeer is een ruimteschip met kolonisten een zaadje dat haar helpt zich op een andere planeet te vestigen. Zijn wij mensen uiteindelijk de seksorganen van een ontluikend memetisch organisme?’ Tja.

 

12.    

Volgens Van Mensvoort staan we aan de vooravond van een nieuw ‘evolutionaire niveau’ met een ‘geheel nieuw type organisme dat niet op genen, maar op memen gebaseerd is. Deze memetische organismen overstijgen de erfelijke voortplanting via cellen met DNA, omdat ze erfelijke informatie via ieder willekeurig medium kunnen uitwisselen.’
En de stofwisseling?
‘Data zijn als zuurstof voor memetische organismen en digitale technologie maakt het mogelijk om data rond te pompen op een schaal en met een snelheid die voor mensen amper te bevatten is.’
Als voorbeelden van memetische organismen noemt hij ‘organisatiestructuren zoals een stam, stad of land’, ‘die niet op genen, maar op memen zijn gebaseerd’. En naast de gehele technosfeer ook religie en corporaties. Onder hen Google, Facebook en de farmaceutische industrie als ‘memetische parasieten’.

 

13.    

Terug op aarde, 5 december 2019, NRC Next.

‘Een universum verscholen achter Bachs dertig variaties’ – een artikel over Johann Sebastiaan Bachs beroemde Goldberg Variaties. ‘Voor ons belichamen de Goldbergvariaties een reis door een mensenleven”, zegt componist Peter Vigh, lid van het Berlage Saxophone Quartet. „De Aria staat voor geboorte en dood. Je kan de Aria ook zien als een zon die opkomt en ondergaat. In de variaties proef ik de vreugden en het verdriet van het bestaan. In de zeventiende hoor ik kinderen ravotten op het schoolplein. De eenentwintigste is een rouwstoet. Dit meesterwerk omvat alle dimensies van het leven. Daarom willen, moeten wij het spelen, want deze muziek weerspiegelt de eeuwigheid, dus ook het nu en ons. Die tocht van Aria tot Aria kan ons gemoed reinigen.”’
Voor violiste Diamanda La Berge Dramm vormen de Goldbergvariaties ‘eerder een gebouw: gangen, kamers, ruimten, waarvan de muren me begrenzen, maar die ik anderzijds zelf moet inrichten. Bach blijft ons musici immer bevragen. Hij is zoiets als een ouder voor een kind, of God voor een gelovige: ik moet me tot hem verhouden, ook wanneer ik hem niet in mijn bestaan wil.’
En accordeonist Vincent van Amsterdam ervaart het dertigtal variaties van Bach weer op zijn eigen manier. ‘Het stuk geeft me een herfstig gevoel. Ik zie een adellijke dame voor me, die weemoedig terugblikt op haar bestaan, die zich de gouden dagen van haar jeugd herinnert, maar voor wie alles vergankelijkheid ademt. Het is een universum, met grote leegten tussen de hemellichamen waar onze verbeeldingskracht kan en mag bloeien.’

14.    

Hoe dit alles onder die ene noemer van meme te verengen? De meme van het digitale futurisme en die van het muzikale genot – wat een wereld van verschil. Enerzijds gaat het om een objectief informatiepatroon – een verzameling data als hard core exponent van ‘het ware’. Aan de andere kant betreft het de subjectieve beleving van een muzikale compositie als exponent van ‘het schone’.

 

15.    

Volgens Immanuel Kant (1790) verblijven het goede en het schone binnen het domein van de rede. Maar zij onttrekken zich aan het verstand. Als ‘object’ zijn zij niet onderhevig aan fysische wetten. Zij moeten het hebben van de menselijke verbeelding en van indirecte verwijzingen. In dat domein is taal weerbarstig en een positief pleidooi zinloos. Direct aanschouwelijke en cognitief mededeelbare bewijzen bestaan niet. Slechts subjectieve communicatie hierover is mogelijk.

Volgens Kant werken bovenzinnelijke, ‘transcendentale Ideeën’ op ons in, en wel op de menselijke redelijke vermogens. Dat geldt ook voor de Ideeën van ‘het goede’ en ‘het schone’. Elke verbeelding of presentatie hiervan blijft evenwel steken in het zinnelijk-wetmatige. Een beschrijving of artistieke schets hiervan is volslagen ontoereikend. Een geschikt informatiepatroon kunnen we dus wel helemaal vergeten.

 

16.    

Toegegeven, ze bestaan: de aculturele technoloog, de gepassioneerde visionair en de gedreven verandermanager die in korte tijd zijn sporen in de wereld wil achterlaten. In koor zullen ze tegenwerpen dat een muziekstuk uiteindelijk te herleiden tot een partituur, tot een ‘kwestie van zwarte tekens op een wit vel papier’.

In navolging van Bert Keizer (2012) kunnen we tegenwerpen dat je de essentie van de muziek niet zult vinden ‘door de inkt te analyseren waarmee de componist de noten noteerde’.
De belevingswereld die zich bij bovengenoemde saxofonist, violist en accordeonist ontsluit bij Bachs Goldberg Variaties is subjectief, onherleidbaar en onvoorspelbaar, dynamisch en telkens nieuw, grenzeloos.

 

17.    

In een Kurzweilse vlucht vooruit om de totalitaire digitale toekomst veilig te stellen, worden zonder blikken en blozen ‘het schone’ en ‘het goede, net als ‘het ware’ onder één noemer gebracht: informatiepatronen, te vergrijgen met een MRI-scan of een ander medium om neurale activiteit om te zetten in eentjes en nulletjes. Ook al zou dit in de praktijk betekenen dat we de muziekliefhebber voor de rest van zijn leven continu moeten scannen, volgens de voorlijkste technologen muzikale beleving tot tien decimalen achter de komma vastleggen in data. In principe kunnen we homo sapiens dus reduceren tot homo informaticus, zo is de stellige overtuiging. Elke specifieke mental state komt overeen met een specifieke brain state. Menselijk bewustzijn – nee zelfs menselijk leven – het is te reduceren tot informatiepatronen.

 

18.    

Aldus kunnen we de subjectieve realiteit elimineren ten gunste van de objectieve idealiteit. Het eerstpersoons perspectief blijkt een illusie te zijn – zoiets als ‘Wij zijn ons Brein’. In dit spraakmakende boek van Dick Swaab staat net zoals in veel digitale toekomstdromen het eliminatief materialisme centraal. Alles – ook leven en bewustzijn – is te herleiden tot materie, die we op haar beurt weer kunnen beschrijven in de vorm van informatiepatronen. Het enige perspectief dat als relevant overblijft is dan het derdepersoons perspectief. ‘Het goede’ en ‘het schone’ zullen uiteindelijk moeten wijken ten gunste van ‘het ware’ – de universele, totalitaire waarheid. En daarmee is de kous af voor materialisten en met hen diverse digito-futuristen. Verder nadenken is dan gelukkig niet meer nodig.

 

19.    

‘Memetica is niets meer dan een pseudowetenschappelijk dogma waarin memen vergeleken worden met genen, virussen, parasieten of besmettelijke actoren die alleen hun eigen voortbestaan nastreven in het menselijk brein. Memetica is een gevaarlijk concept dat een bedreiging vormt voor de serieuze bestudering van bewustzijn en culturele evolutie, aldus Luis Benítez (2001).
Vanwege de moderne speculatieve memen-hype zou ik graag hieraan willen toevoegen dat memetica iets voor het weidse vergezicht en de grote greep. Het is typisch iets voor digitale visionairs en futuristen. Hun boeken lezend en hun TED-talks beluisterend kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat het voor hen fascinerender is om vanuit een ruimtecapsule het heelal te koloniseren met hun memetische ideeën, dan zich op aarde bezig te houden met de mores en sores van het alledaagse leven. Het lijkt alsof menselijke vreugde en verdriet slechts tijdelijke, hinderlijke bijzaken zijn die in de totalitaire, technologische toekomst allemaal tot het verleden horen.

 

 

>> Home <<

 

Literatuur

 

Benitez-Bribiesca, L. (2001), Memetics – A dangerous Idea, Interciencia, Caracas (Ven)

 

Dawkins, C.R. (1976, 2006), De Zelfzuchtige Genen – Over Evolutie, Eigenbelang en Altruďsme, oorspr. The Selfish Gene, vert. H. Scheepmaker, P. van Huizen, Contact, Amsterdam

 

Kant, I. (1790, 2009), Kritiek van het Oordeelsvermogen, oorspr. Krtitik der Urteilskraft, vert. J. Veenbaas & W. Visser, Boom, Amsterdam

 

Mensvoort, K. van (2019), Next Nature – Waarom Technologie onze Natuurlijke Toekomst is, Maven, Amsterdam

 

Keizer, B. (2012) in het voorwoord van Noë, A. (2009, 2012), We zijn toch geen Brein – Waarom onze Geest niet in ons Hoofd Zit en Andere Lessen uit de Biologie van het Bewustzijn, oorspr. Out of our Heads – Why you are not your Brain and Other Lessons from the Biology of Consciuousness, Lemniscaat, Rotterdam

 

Swaab, D.F. (2010), Wij zijn ons Brein – van Baarmoeder tot Alzheimer, Contact, Amsterdam