Hofterigheid

 

In vrijwel alle lagen van de samenleving leven vormen van morele bezorgdheid. Toch is het doorgaans slechts een kleine spraakmakende minderheid die deze bezorgdheid omzet tot actie, tot maatschappelijk beleid en een concrete aanpak van de problemen. Het betreft een minderheid van hoger opgeleide mensen, mensen die vertrouwen hebben in politiek en maatschappelijk beleid. Als beschaafde mensen beseffen zij dat onze cultuur slechts een dunne omhulling is van onze dierlijke inborst. Mede daarom hecht men eraan zich in morele kwesties te laten leiden door rede. 
Op een of andere manier blijkt het telkens weer verleidelijk om zich in beleid al te nadrukkelijk te concentreren op de aperte hufterigheid in de samenleving. Kennelijk hebben we een natuurlijke drang om de angel van de morele problematiek van onszelf af richten. Kennelijk zijn we geneigd tot een comfortabel denken in duidelijke scheidslijnen, en tot een particularisering van de problemen in kwestie.

Op die spaarzame momenten dat we tot zelfkritiek in staat zijn, beseffen we dat ook wij in alle beschaafdheid en fatsoen soms hufterige trekken hebben. Wij beseffen dat iedere samenleving naast zijn ontoelaatbare hufterigheid ook zijn gelegitimeerde vormen hiervan kent. Er bestaan leugens en leugentjes-om-bestwil, en niet zelden is het onderscheid dat we hiertussen aanbrengen arbitrair. Zaken die ons eigen comfort en onze privé gemoedsrust verstoren, zullen we negatiever beoordelen dan wanneer het een ander raakt. We hebben allemaal onze gemakzucht, en laten we eerlijk zijn, soms kan een beetje hufterigheid daarbij best goed van pas komen. Niet omdat we zo nodig een hufter willen zijn maar omdat 'de omstandigheden ons ertoe uitnodigen'. Het is ook een beetje in de mode. Neem nou die neiging om iemand af te troeven. Een deel van de TV-reclame ontleent zijn charme aan het feit dat je snel en daadkrachtig bent en dat je met het aangeprezen product de omgeving te snel af bent. En ach, hoe groot is het verschil tussen aftroeven en afzeiken eigenlijk?  

Het is in dit verband misschien een beetje pijnlijk om te spreken van 'hufterigheid' en ‘gemakzucht’. Mogen we dergelijke woorden wel in de mond nemen terwijl we ondertussen gewoon hard werken met hart voor de zaak? Terwijl we ons maatschappelijk roeren om er toch iets moois van te maken? Zijn het niet gewoon de spaanders die er nu eenmaal vallen als er gehakt wordt. We doen toch allemaal wel eens iets fout? Is het niet overdreven om hier veel aandacht aan te besteden? Het weegt niet op tegen al het goede werk dat we verzetten.

Inderdaad is het gevaar reëel dat wij afhaken bij kritiek op ons eigen functioneren. Wij zijn daar nu eenmaal gevoelig voor. En als we afhaken, hebben we uiteindelijk niet veel bereikt. We zullen dus zeker in kritische en zelfkritische beschouwingen op onze hoede moeten zijn en op onze toon moeten letten. En we moeten elkaar ook zeker niet onze waardering onthouden. Dat maakt het allemaal een stuk gemakkelijker.
Zeker, veel van onze intenties zijn goed. Praten over gemakzucht en hufterigheid heeft in dit verband dan ook in eerste instantie weinig van doen met onwil.
En naast goede intenties, doen we ook een heleboel zaken goed. Zeker. Maar niet alles.

Daar staat tegenover dat een en ander zich aan onze waarneming onttrekt. Er gaat het nodige schuil achter onze blinde vlek die 'eigen waarheid' heet. Ook verborgen hufterigheid behoort daartoe. En wanneer we beseffen dat het propageren en aankweken van ethisch verantwoord gedrag vooral een kwestie is van het goede voorbeeld, dan weten we ook dat slechts een splinter in ons eigen oog voor de ander sterker opvalt dan zijn eigen balk. Een beetje zelfkritiek kan ons redden van al te grote zelfgenoegzaamheid. Het kan onze waarneming enigszins zuiveren van flarden vastgeklonterde eigen waarheden. En daar hebben we elkaar bij nodig. Of, zoals Verhoeven het uitdrukt in Weerloos denken:

Maar bovenal is hij [de ander] een representant van de werkelijkheid buiten mijn constructies, een donkere vlek in mijn bewustzijn en een bron van onthullende verrassingen. 'De ander' is de meest welsprekende weerlegging van mijn eigenmachtigheid.

De verscholen hufterigheid speelt zich af op een aantal verschillende terreinen. Ik noem er een paar, zonder volledig te zijn.

Verscholen en gelegitimeerde hufterigheid manifesteert zich vaak in een combinatie van bovenstaande vormen. In al deze vormen huist een mogelijkheid om ons te verschuilen, iets wat we als mensen in nood vaak hard nodig hebben. Het betreft doorgaans compromisachtige situaties waarbij we ons beroepen of verschuilen achter gewoonte of noodzaak. En bijna altijd in een al dan niet uitgesproken verstandhouding. We leven noodzakelijkerwijs in sociale verbanden, dus iedereen is hier vatbaar voor. Hofvorming is daarbij onze natuurlijke aandrang. Het is een manier om veilig en comfortabel te kunnen overleven. Iedere hofhouding heeft zijn eigen ordebestendigende ‘hofterigheid’ als tegenhanger tegen de aperte en doorgaans ordeverstorende hufterigheid

Niet zelden zijn we geneigd om een strakke grens te trekken tussen ons fatsoen en de hufterigheid van de anderen. En juist hier ontstaat een beeld van die fatsoenlijke mens die zich bewust en onbewust bedient van hofterigheid, en die ondertussen de ander beticht van hufterigheid. Hoewel dit beeld wellicht gechargeerd is, steekt er een kern van waarheid in. Vraag een willekeurig fatsoenlijk mens naar zijn behoefte aan ethiek. Tien tegen één dat de oorzaak van zijn morele onvrede niet in hemzelf gelegen is maar in de ander.

Niets menselijks is ons vreemd. Tenzij zelfkennis ontbreekt, weet ieder weldenkend mens waarover we het hier hebben. Nogmaals, hofterigheid is doorgaans niet apert en niet moedwillig. we hebben er meestal een blinde vlek voor. En is er dan toch sprake van moedwilligheid, zoals het misbruik maken van macht en positie, dan moeten we daar niet moeilijk over doen en het gewoon scharen onder hufterigheid.

Evenals hufterigheid heeft hofterigheid een verziekende werking op een gemeenschap. De een wat opener en de ander wat meer verborgen. Hofterigheid heeft met name zijn weerslag op ethiek zelf, op geloofwaardigheid en integriteit, op het eerder genoemde goede voorbeeld, op draagvlak en betrokkenheid. Hofterigheid werkt ondermijnend op dit alles. Hufterigheid is doorgaans ver over de rand, hofterigheid is dichter bij huis, dikwijls juist op het randje. Binnen het domein van hufterigheid bevinden zich weinig grote ethische dilemma's. Hier is het 'kwaad' doorgaans aanwijsbaar en zonneklaar. Hofterigheid gaat gepaard met morele dilemma´s, niet zelden complex en subtiel. Een en ander vergt meer hogeschoolethiek. Het verborgen en compromisachtige karakter ervan vraagt om een scherp inzicht en een subtiele mensenkennis.