Vrije wil?

 

 

Die arme meneer Kant. Het gaat goed met zijn rechterarm. Maar hij heeft nog weinig gevoel in enkele vingers en hij kan ze soms ook niet goed bewegen. Hij moet veel oefenen onder leiding van de fysiotherapeut. Diens kritische vragen zijn overigens al spoedig verstomd. De reden hiervoor zal ik straks uit de doeken doen.

De problemen met de vingers van meneer Kant houden aan. Voor de zekerheid wordt meneer Kant doorverwezen naar een neurofysioloog in het ziekenhuis. Deze specialist, genaamd Libet, doet een onderzoek naar de zenuwen die betrokken zijn bij meneer Kant’s handmotoriek. Daartoe krijgt meneer Kant elektroden op zijn schedel geplaatst die zijn hersenactiviteit meten. Bij deze proef moet meneer Kant met tussenpozen zijn vingers buigen, een voor een. Er ligt een stopwatch op tafel. Na elke vingerbeweging moet meneer Kant het exacte moment aangeven wanneer hij besloot een vinger te buigen. Na afloop bespreekt Libet de resultaten van het onderzoek. ‘Nou meneer Kant, het onderzoek toont geen onregelmatigheden. Het lijkt erop dat een sensorische zenuw geraakt is bij de operatie. Dit zal zich langzaam weer hestellen. Ik verwacht dan ook dat uw klachten weer zullen verdwijnen. Er is in ieder geval niets mis met uw vingers en met uw hersenen. Maar er is wel iets mis met de autonomie van uw wil.’

Vervolgens legt Libet uit hoe de beweging van de vingers door de hersenen wordt geregeld. Bijna een seconde vóór een vingerbeweging is er al elektrische activiteit in de hersenen. De beweging wordt dus al een seconde eerder voorbereid. Vreemd genoeg blijkt de bewuste beslissing van meneer Kant slechts een halve seconde vóór de vingerbeweging plaats te vinden. Kortom, de hersenen van meneer Kant zijn al eerder actief dan het moment van beslissen. Kennelijk wordt een bewuste beslissing al onbewust door de hersenen voorbereid.

 

Libet leunt achterover in zijn leren fauteuil. Hij kijkt meneer Kant vanonder zijn donkere wenkbrauwen onderzoekend aan. ‘Het is een beter uitgangspunt om aan te nemen dat het onbewuste zo ongeveer alles doet wat psychologisch van belang is, en dat ons bewustzijn alleen af en toe geconfronteerd wordt met het eindproduct van die onbewuste processen.’

‘Hmm, dus als ik het goed begrijp, was ik het niet die besloot mijn vingers te bewegen. Mijn hersenen hebben me slechts doen geloven dat ik een besluit heb genomen.’

‘Inderdaad, zo zou je het kunnen zeggen.’

‘Maar meneer Libet, vertelt u mij eens. Heeft u dit alles waargenomen? Zo ja, wie is tot deze opzienbarende conclusie gekomen?’

‘Nogal wiedes, dat was ik. Ik heb het kunnen opmaken uit de resultaten van het elektro encefalogram.’

‘Ach meneer Libet, hoe kunt u dat nou weten? Uw hersenen maken u wijs dat u dit heeft waargenomen. In uw ontmaskering van mijn ervaring doet u zelf een beroep op het idee van objectiviteit. Bevestigt u daarmee niet indirect de objectieve geldigheid van mijn ervaring?’

 

Wat volgt is een geanimeerd gesprek over de autonome wil, de praktische rede. Hoe kan een geest die immaterieel is en die niet aan natuurwetten gehoorzaamt de materiële wereld beïnvloeden? Libet is een materialist die niet gelooft in een eigenstandige geestelijke wereld. Hij meent dat je mentale en psychologische concepten geheel kunt elimineren op basis van onderliggende fysische mechanismen en onderlinge causale verbanden.

Kant werpt tegen dat alleen al onze taal verraadt dat dit in de praktijk niet opgaat. ‘Als ik bijvoorbeeld zeg: “ik beloof je dat ik morgen de tango met je ga dansen” is dat zinvol, maar als ik zeg: “mijn hersenen beloven je dat ik morgen de tango met je gaan dansen”, is dat betekenisloos. Hersenen beloven niet, evenmin als dat ze begrijpen, redeneren of besluiten. Dat doen alleen mensen.’

 

Vervolgens hebben ze het over emergente verschijnselen, determinisme, belichaamde cognitie, neurotransmitters, liefde, God en de nieuwe BMW 5-serie. Dat laatste mag raar klinken, maar is het niet wonderbaarlijk dat onbewuste neurale processen ervoor zorgen dat mensen auto’s produceren? Mensen ontwerpen, assembleren, testen, promoten en verkopen auto’s. Daartoe wordt een research- en ontwerpafdeling opgezet, worden grondstoffen ingekocht, productielijnen opgezet, werkprocedures en kwaliteitscriteria opgesteld, weknemers geïnstrueerd,  een wereldwijd dealernetwerk opgezet en een marketingstrategie de wereld ingestuurd – een compleet ‘bestand’ waarmee de productie wordt veiliggesteld. Dat alles gaat net zoals een spin haar web maakt, geheel onbewust. Met slechts één marginaal verschil: een extra stel zenuwknopen in de vorm van een hersenschors maakt de mens wijs dat hij dit zelf allemaal gedaan heeft. Zelfs Libet’s these over de onhoudbaarheid van de menselijke wil en Stocker’s Schizophrenia zijn uiteindelijk bijproducten van neuronale processen – mentale spinnenwebben.

 

Met een dergelijke zienswijze dreigt ook het fundament onder de ethiek te verzakken. Een uiterste consequentie zou kunnen zijn dat toekomstige psychiaters de lijdende medemens bemoedigen met de woorden: ‘Niet getreurd, uw hersenen maken u maar wat wijs’.

Meneer Kant stelt dan ook: ‘We kunnen ons niet onttrekken aan de ervaring van een vrije wil, en zelfs degenen onder ons die denken dat het een illusie is, zijn ervan overtuigd dat we in de praktijk niet kunnen handelen vanuit de veronderstelling van die illusie. Integendeel, we ontkomen er niet aan te handelen vanuit de veronderstelling van vrije wil. We kunnen onze vrije wil niet wegdenken.’

Hierbij verwijst meneer Kant naar de paardrijdende Baron van Münchhausen. De mens die denkt dat hijzelf ten diepste materieel van aard is, probeert de meest elementaire toestand van de materie te vinden. Dit doet hij in een proces van neutralisering, ook wel ‘theoretische ontleving’. Vervolgens poogt hij met deze elementaire bouwstenen alle andere materietoestanden weer terug te ontwikkelen. Dit is een ‘theoretische constitutie’, ‘voortschrijdend van louter mechanische naar chemische processen, vervolgens naar polariteit, het plantenrijk en het dierenrijk. Gesteld dat dit zou lukken, dan zou de dierlijke zintuiglijkheid, dat wil zeggen het kennen, de laatste schakel in de keten vormen; het kennen zou aldus de status krijgen van een loutere modificatie van de materie, met andere woorden een langs causale weg bereikte toestand van de materie. Zouden we de materialist met aanschouwelijke voorstellingen tot zover zijn gevolgd, dan zouden we, samen met hem op het eindpunt aangekomen, ineens getroffen worden door een onweerstaanbare aanval van homerisch gelach. We zouden ons namelijk ineens, alsof we uit een droom wakker schrokken, realiseren dat zijn uiteindelijke, zo moeizaam bereikte resultaat – namelijk het kennen – reeds bij het allereerste uitgangspunt – de naakte materie – als een noodzakelijke voorwaarde was vooropgesteld, en dat wij ons weliswaar met hem inbeeldden dat wij over de materie aan het nadenken waren, maar dat wij in feite over niets anders hadden nagedacht dan over het subject dat zich de materie voorstelt, het oog dat haar ziet, de hand die haar voelt, het verstand dat haar kent.’ Plotseling zou de laatste schakel een bevestigingspunt blijken te zijn, waaraan de eerste al was opgehangen, met andere woorden de keten als cirkel. ‘De materialist zou een tweede Baron van Münchhausen zijn die met zijn paard te water raakt, waarna hij zich met paard en al doodleuk aan zijn paardenstaart uit het water tilt.’

 

Lezer, het moge duidelijk zijn, meneer Kant is met zijn tijd meegegaan. Hij heeft zich verdiept in het werk van latere filosofen zoals Schopenhauer, Heidegger en Searle. Helaas, het mag niet baten. Hij kan Libet niet overtuigen dat diens theorie geen deugdelijk rationeel fundament heeft. De feiten spreken nu eenmaal voor zich; ze laten niets aan duidelijkheid te wensen over. Dat deze feiten bij nader inzicht volkomen in de lucht hangen, is slechts filosofische haarkloverij.

 

Het was een interessante discussie, maar de overtuigingen bleken bestand tegen rationele argumenten. Ondertussen was de tijd voorbij gevlogen en was het consult op Libet’s spreekkamer nogal uitgelopen. In de wachtkamer vuurden miljoenen neuronen er driftig op los. De wachtende patiënten kregen de stellige indruk dat ze geïrriteerd waren.