4.1        Kansen en bedreigingen

 

Een streven om aan ethiek te doen binnen een ROC biedt expliciete kansen maar ook bedreigingen. Als kansen kunnen worden genoemd:

1. Met de integratie van relevante ethische aspecten binnen het onderwijs, kunnen we een eerste stap zetten in de richting van het aankweken van meer gemeenschapszin, maatschappelijke betrokkenheid en verantwoordelijkheid onder toekomstige burgers en beroepsbeoefenaren. Toegegeven, dit klinkt verheven en ambitieus in een samenleving waarin ethiek vooral een zaak van studies, dossiers en goede plannen is. Daar staat tegenover dat we een nijpende behoefte voelen aan bovengenoemde kwaliteiten. Iedere kleine stap in de goede richting is winst. Daarnaast schept het kansen voor cursisten, personeel en management om de leefbaarheid en betrokkenheid binnen een ROC te bevorderen. Zonder ambitie kun je beter niet beginnen aan enig ethisch project.
 
2. Een en ander sluit nadrukkelijk aan bij de wens van diverse maatschappelijke organisaties, niet in de laatste plaats de diverse overheden. Het levert dus ook mogelijkheden tot gezamenlijke ontwikkelingen. Daarnaast bestaan er mogelijkheden voor positieve publiciteit en wellicht ook financiële ondersteuning vanuit genoemde maatschappelijke organisaties.
 
3. Actieve samenwerking op genoemd terrein met partners – maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, andere ROC’s, universiteit, en mogelijk ook hogescholen – is gezien de maatschappelijke problematiek dringend gewenst maar het levert vermoedelijk ook spin off naar andere terreinen van onderwijs en maatschappij.
 
4. De mogelijkheden worden vergroot om meerdere maatschappelijke problemen die ook het beroepsonderwijs en educatie raken, in een breder kader te beschouwen en aan te pakken. Denk hierbij aan diverse zingevingsvraagstukken, alcohol- en drugsproblematiek, problemen rond interculturele communicatie en radicalisering.
 
5. Ethiek als praktische richtlijn kan binnen de ROC-organisatie handvatten leveren om diverse vormen van problematiek betreffende personeel en management in een ander daglicht te stellen en tegemoet te treden. Een ethisch kader biedt mogelijkheden om elkaar op legitieme wijze te bevragen en ter verantwoording te roepen.
 
6. De komende invoering van de competentiegerichte kwalificatiestructuur biedt de mogelijkheid om praktische ethiek als competentie in het beroepsonderwijs te integreren. Een en ander betekent dat diverse te nemen stappen parallel moeten lopen met bovengenoemde invoering.

 

Algemeen geldt – en in het bijzonder in morele kwesties – dat kansen die niet benut worden, zich als bedreiging tegen je keren. De volgende expliciete bedreigingen moeten in ieder geval worden genoemd.

1. De ontwikkelingen in het onderwijs volgen elkaar snel op. Nieuwe projecten en programma’s zijn alleen welkom bij voldoende draagvlak. Bij een ethisch project is voldoende zelfs niet voldoende. In de beeldvorming verheft ethiek zich doorgaans iets boven het maaiveld. Hierbij moet het draagvlak gewoon groot zijn. In het vinden en creëren van draagvlak moet dus de nodige moeite gestoken worden.[i]
 
2. Doorgaans gaat aan een besluit om een dergelijk onderwerp als ethiek op de agenda van alledag te plaatsen een proces van besluitvorming vooraf. In zo’n proces worden onder meer de behoeften binnen de organisatie geďnventariseerd en geëxpliciteerd. Tevens wordt bekeken of er binnen de organisatie voldoende draagvlak bestaat voor de beoogde culturele aanscherping. Het ingaan op en beantwoorden van vragen zoals ‘waarom ethiek’ en ‘waarom per se een vak ethiek’ vallen niet alleen binnen de noodzakelijke scope van moreel verantwoord handelen maar ze zijn ook cruciaal voor het zeker stellen van een intern draagvlak.
 
3. Alles wat ook maar enigszins in verband gebracht kan worden met de begrippen ‘goed’ en ‘kwaad’ draagt het etiket ‘ethiek’. Het gevolg is een onoverzichtelijk terrein van mogelijke morele vraagstukken en de nodige spraakverwarring.
Ongeacht de wijze waarop men binnen een ROC ‘aan ethiek wil doen’, moeten we met elkaar afspreken waarover we het gaan hebben. Zo niet, dan lopen we menig risico. Zo blijven we al te gemakkelijk steken in vrijblijvende taalspelen. We kunnen dan geen heldere afspraken maken.
[ii]
 
4. Wat we ook met elkaar afspreken – of we met elkaar het diepe ingaan of ons beperken tot een ethische gedragscode en lesmateriaal voor onze deelnemers – ethiek biedt ruimte en legitimatie om elkaar aan te spreken en te bevragen. Ook op zaken die we doorgaans nauwelijks ter discussie stellen.
Onder het uithangbord van ‘ons ROC doet aan ethiek’ zal bewust het dispuut gezocht worden met lastige en soms netelige vragen. Men zet zichzelf hiermee –  moedwillig, terecht en prijzenswaardig – in de schijnwerper. Het niet willen ingaan op en beantwoorden van vragen keert zich tegen je en maakt zelfs een ethische flirt tot een vervelende boemerang.
 
5. Zoals vermeld, is er in het verleden binnen het onderwijs invulling gegeven aan maatschappelijke vorming. Wat er ten opzichte van deze praktijk uit het verleden nieuw of anders is aan het besluit om ethiek in het curriculum op te nemen, zal nadrukkelijk moeten worden aangegeven. Als blijkt dat met een dergelijk besluit louter een leemte opgevuld gaat worden die ontstaan is juist door het afschaffen van het merendeel van de genoemde vakken, dan getuigt het van een moedige, ethische houding indien we daarmee deels het ongelijk van voorgaande besluiten erkennen. Anders zal dit een zware wissel trekken op het interne draagvlak.
 
 


 

 


[i] Dit hoeft overigens zeker geen hopeloze missie te zijn. Uit een onderzoek van Vrieze, Mok en Smit (2003) onder docenten van een tweetal ROC’s blijkt ondermeer dat docenten in meerderheid invulling willen geven aan de maatschappelijke verantwoordelijkheid  zoals beschreven in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs van 1996. Tevens achten ze het essentieel dat de maatschappelijke en levensbeschouwelijke oriëntatie een integraal onderdeel uitmaakt van de beroepsvorming. Ze geven aan dat ze liever zelf deze oriëntatie willen verzorgen dan dat het in een apart vak geschiedt.
Ook met betrekking tot het draagvlak onder cursisten mogen we hoopvol zijn. Uit een onderzoek bij ROC’s van verschillende signatuur (Klaassen, Van der Linden, 2004) blijkt dat deelnemers een aantal waarden waaronder respect, rechtvaardigheid en fatsoen van belang achten binnen een schoolgemeenschap.
Dergelijke onderzoeken dienen uiteraard altijd met een scheef oog naar de rol van zelfpresentatie bekeken te worden.
[ii] De keuze of we ethiek primair als wetenschap opvatten dan wel als competentie is hierin cruciaal. Kort door de bocht: streven we naar rechtvaardig en matig handelen of vluchten we in theoretische discussies. Tenzij we ons verlaten op een ethisch relativisme, moeten we tevens het referentiekader bepalen en formuleren waarop we ons baseren met het oog op de behandeling van ethische vraagstukken.