Terug naar >>

Filosoferen <<

Home <<

 

Zelfsplitsing

In het nu volgende wil ik pogen het ’zelf’ een beetje te ontleden. Niet om het begrijpelijker te maken, maar juist om duidelijk te maken dat het 'zelf' voor een deel onbegrijpelijk is – principieel onbegrijpelijk zelfs.
Wat is het geval? Op een of andere manier is de mens er in de loop van de evolutie toe gekomen om zonder actuele aanleiding te gaan denken. De mens bleek in staat tot een soort off line thinking, een denken waarin de actualiteit opgeschort wordt. Het gevolg is dat moderne, denkende mens zichzelf moeiteloos kan opsplitsen in een toehoorder en een spreker, in subject en object. Op den duur heeft dit de mens evolutionair voordeel opgeleverd. Een enkele homo sapiens met een stenen vuistbijl had weinig uitgericht in de omringende natuur, maar met het vermogen tot talige communicatie, onderlinge afspraken en planning bleek een goed georganiseerde jacht mogelijk, waar zelfs mammoeten het slachtoffer werden. Onderlinge communicatie leidt tot betere samenwerking. Gedetailleerde afspraken, huisregels en knipogen leiden tot orde, bescherming en geplande seks. Reflectie als belangrijkste wapen om te overleven. Alle vormen van beschouwing, introspectie en dagdromerij zijn hier slechts als franje bovenop gekomen.

De Franse filosoof Emmanuel Levinas heeft deze zelfsplitsing nader geduid aan de hand van de volgende uitspraak: ‘Het ik dat zichzelf hoort denken of van zijn eigen diepte schrikt, is voor zichzelf een ander. […] Het hoort zichzelf denken en merkt tot zijn verbazing dat het principieel vreemd aan zichzelf is’.[1] Kennelijk is zelfreflectie gebaseerd op een onderscheid tussen twee ‘ikken’ – ik als toehoorder en ik als prater, ik als toeschouwer en ik als acteur.
In navolging van andere wijsgeren wijst Levinas erop dat de innerlijke mens helemaal geen bewuste eenheid is.
[2] Een mens kan deze twee rollen – toeschouwer en acteur, of liever: actor[3]nooit tegelijkertijd bewust vervullen. Dit wijst op een fundamentele gespletenheid. In het bewustzijn gaan beide rollen samen, maar ze vallen niet samen. Altijd ben ik het een of het ander – een bewuste toeschouwer of een bewuste actor.[4] Ik kan mijn aandacht maar op één zaak richten. Ik kan diep nadenken, maar dan ben ik niet bewust ‘in het heden aanwezig’. Omgekeerd kan ik alleen maar bewust ‘in het heden aanwezig’ zijn, wanneer ik niet gehinderd word door storende gedachten. Anders gezegd: toeschouwer en actor vormen geen bewuste identiteit. De kern van mijn bewustzijn wordt gevormd door een onverenigbare tegenstelling.


 

[1] Emmanuel Levinas: Totalité et Infini – Essai sur l’extériorité (1961)

[2] Sigmund Freud onderscheidde bijvoorbeeld ‘Es’, ‘Ich’, en ‘Über ich’.

[3] Het gaat niet om acteren in de zin van toneelspelen, maar in de zin van doen, handelen (Lat. agere).

[4] Van belang is hier het woord ‘bewust’. Het geldt dus niet zozeer voor dagdromen of slapen.

 

Vorige <<

>> Volgende