Terug naar >>

Alles en nog wat <<

Home <<

 

Zeg maar Jan

In de verte is een benzinestation. Van een afstand zie ik hem al wenken: deze pomp is vrij. Wanneer ik uitstap, begroet hij me met een grote glimlach: ‘Where are you from?’
Wanneer ik hem zeg dat we uit Holland komen, zegt hij rustig articulerend ‘Ahh, wel-kom in Na-mi-bi-a’.
‘Kijk een aan, jij praat Afrikaans.’
‘Ja, een biet-je. You like Naminia?’
‘Wonderful country.’
‘What’s your name?’

‘Paul’ – you know, Paulus.’
‘Ahh, ja, Nie-der-land-se naam.
And what is your wife’s name?
‘Trees – Theresa.’
Met zijn vinger schrijft hij ‘TRE’ op de stoffige achterruit. Ik vul aan met ‘ES’.
‘Ahh, ja. Ik hèw ok Hollands naam … Jan.’
‘Really?’ ‘Hé Trees, raad eens hoe hij heet. Jan! Net als je vader!’

Ondertussen loopt een andere pompbediende op me toe. Deze draagt een uniform. ‘Full?’, vraagt hij. En nadat hij beaamd heeft dat ik met een creditcard kan betalen, begint hij de tank te vullen. Een eindje verderop staat Jan met Trees te praten. 


Bedding van de Goantagab (C35)


Kamanjab

Kamanjab is een morsige oase op weg naar de Galton Gate – de westelijke toegangspoort tot het Etosha-park. In de reisgids wordt benadrukt dat dit ‘the last gasoline station before the desert’ is. Hier zijn ook twee supermarkten, een slijterij en een geldautomaat. Daarnaast is er een schooltje en een health center. De huisjes zien er vrij armoedig uit. Rondom de supermarkt hangen groepjes mannen en vrouwen. Een drietal vrouwen bedelt opdringerig met de drankfles in de hand. We zijn hier om benzine te tanken en enkele kleine boodschappen te doen. Zaken die we in Nederland achteloos en gehaast doen. Maar, zoals Goethe twee eeuwen geleden reeds in zijn reisdagboek noteerde, ‘het aangename van reizen is dat ook het meest gewone, doordat het nieuw wordt en ons verrast, het aanzien krijgt van een avontuur’. 

Nadat de tank vol is, maakt de geüniformeerde pompbediende de autoruiten schoon. Daarbij wordt TREES kordaat uitgewist. Jan komt op me toe lopen met Trees in zijn voetspoor. ‘We zijn erin getrapt, Paul. Ze kosten 200 Namibische dollar per stuk.’ Jan is helemaal geen pompbediende, maar een innemende, slimme verkoper van Makalani-sleutelhangers – typisch Namibische souvenirs. Hij houdt er twee voor mijn neus met daarop keurig de namen Trees en Paul ingekerfd. Voor 150 dollar per tweetal neem ik deze overtuigende verkooptruc voor lief. Die Jan! Voor Engelse toeristen zal hij wel John heten en Jean voor de vele aanwezige Fransen.

 

Vorige <<

>> Volgende