Terug naar >>

Alles en nog wat <<

Home <<

 

Respect

Op onze trip door Zuid-Afrika, enkele jaren geleden, was een goede bak koffie een zeldzaamheid. Gelukkig is een Namibisch bakkie pleur andere koffie.
Tegen het middaguur arriveren we in Olifantrus. Het is een omheinde pleisterplaats – buiten de omheining voor allerhande wild en daarbinnen voor de verdwaalde toerist. Binnen de omheining kamperen enkele Namibiërs op leeftijd. Op de speciaal hiervoor ingerichte houten uitkijkpost aanschouwen een paar toeristen wildebeesten, zebra’s en springbokken die om de beurt drinken uit de kleine water hole.
De uitbater van de kleine kiosk heeft speciaal voor ons een pot koffie gezet. Wonderbaarlijk hoe verfrissend de verse, geurige koffie in deze zinderende hitte is. 

Eerder was ons al opgevallen dat de dorstige dieren zo hun eigen voorrangsregels hanteren voor het drinken bij een kleine waterplaats. Het lijkt alsof deze regels strikt nageleefd worden. Kennelijk representeren deze regels een hiërarchie om energieverslindende, onderlinge conflicten over het schaarse water te vermijden. Slechts de zwarte neushoorn en de twistzieke, rondrennende Guineafowl – onbegrijpelijk waarom deze opgewonden hittepetit niet verkozen is tot de selecte ugly five van de Afrikaanse savanne – lijken zich nergens wat van aan te trekken.
Voor zover leeuw, luipaard en hyena overdag ergens liggen uit te buiken, ziet de hiërarchie er ongeveer als volgt uit. Onbetwist voorrang heeft de olifant. Zodra een groep olifanten bij het schaarse water arriveert, wijken alle dorstigen respectvol terug. Van de antilopen neemt de eland een voorname positie in. Maar deze reus vertoont zich niet zo vaak. De eland duldt de kudu tijdens het drinken naast zich. De springbokken houden zich afzijdig of kiezen veilig een plekje aan de overkant van het water. Maar zodra er een groep wildebeesten aankomt, nemen de springbokken de wijk. Ook zebra’s acteren terughoudend. Veelal drinken zij ’s nachts. De schijnbaar onverstoorbare gemsbok drinkt meestal midden op de dag wanneer de andere dieren de schaduw hebben opgezocht. Giraffen en struisvogels ten slotte zijn zeer timide. Beide hebben een scherp gezichtsvermogen en naderen de waterplaats zeer aarzelend. 


 


Kudu (links), 2 elanden (rechts) en springbokken op de achtergrond
 


Wildebeesten (of gnoes)


 

Net wanneer we ons weer naar de auto willen begeven, ontstaat er tumult bij het poortwachtershuisje. In een ooghoek zie ik hoe een grote antilope zich achter het wachthuisje binnen de omheining dringt. Enkele mannen met stokken in de hand omsingelen het opgejaagde dier. Instinctmatig grijp ik mijn camera. Op een afstand richt ik mijn telelens op het dier – een kudu vrouwtje. Plots richten de mannen zich tot mij. Eensgezind en gedecideerd schreeuwen ze: ‘No pictures!’ Vervolgens drijven ze de kudu in het nauw. Het dier kan geen kant meer op. 

Een van de Namibische kampeerders, een gezette, verweerde man van een jaar of zeventig, herhaalt op rustige toon: ‘No pictures! Rabies! They have to kill the animal and bury it deep in the ground.’
‘Hondsdolheid’, vertaal ik voor Trees.
‘Ja gewis’, zeggen de Namibiër en zijn vrouw in koor, ‘hondsdolheid. Jelle benne van Holland.’
Vervolgens hebben we nog even een gemoedelijke babbel in het Afrikaans. De voorouders van de kampeerders waren ‘trekboere’. Nadat de Engelsen eind negentiende eeuw Zuid-Afrika op de boeren hebben veroverd, zijn ze vanuit Transvaal en Natal naar het noordwesten getrokken tot in Namibië en Angola, op zoek naar land en politieke vrijheid – de zogenaamde ‘Dorslandtrek’. Met gezin, slaven en bezittingen en ossenkarren duizenden kilometers door de wildernis, zonder wegen en pleisterplaatsen. Ze zijn zelfs tot in Congo doorgedrongen. Maar deze Congogangers hebben het geen van alle overleefd vanwege malaria. 


Oude foto’s van de Dorslandtrek (museum Swakopmund)


Ossenkar van ‘trekboere’

Bij het afscheid vraag ik waarom ik geen foto mocht nemen. Ze maken me duidelijk dat je respect moet tonen voor een ziek dier dat wordt afgemaakt. 

 

 

Vorige <<

>> Volgende