Fikkie

Overal langs de weg ligt afval. In deze negorij zijn geen afvalbakken; er is geen vuilnisophaaldienst. ‘Pa, jij bent vroeger padvinder geweest. Doe mij een plezier en verbrand even dit afval.’ Achter het huisje is een diepe kuil gegraven. Aan de rand ervan maak ik een vuurtje van papier, karton, plastic zakken, een lege tube tandpasta, een oude tandenborstel en twee oude, kapotte lichtschakelaars van bakeliet. Al snel stinkt het naar gesmolten plastic. Die geur achtervolgt me vrijwel overal in Malawi.

Of ik ook nog even de bak met overig afval in de kuil wil legen: schillen, groenteafval, etensresten en een afgekloven karkas van een soepkip (Susan was tot voor kort vegetariër). Hopla in de kuil.

 

’s Avonds loop ik nog even naar buiten om de verbrandingsresten in de kuil te vegen. Onder in de kuil zie ik wat bewegen. Verschrikt krabbelt het beest de kuil uit en rent weg. Het is Fikkie, de hond van de buren.

 

Overal slingert afval

De kuil van Fikkie overdag