Door haar geschiedenis en haar massa vertoont een gemeenschap een inerte dynamiek die zich onderscheidt van de beweeglijkheid van het individu. Die inertie duiden we vaak aan met de term ‘traditie’. Het is diezelfde inertie van traditionele gebruiken en gewoonten die maakt dat individuen zich zowel kunnen schikken als zich kunnen afzetten. Het onderlinge verschil in dynamiek tussen individuen, groepen en gemeenschappen is een belangrijke reden voor het beoefenen van ethiek.[i]
Het ‘hoe en waartoe’ van onze handel en wandel is het
onderwerp van ethiek. Enerzijds moeten we paal en perk stellen, teneinde onze
beweeglijkheid binnen de grenzen te houden. Anderzijds moeten we de perken te
buiten gaan opdat we de grenzen en de bewegingsvrijheid ter discussie kunnen
stellen. Wil je je eigen referentiekaders kunnen bevragen dan moet je ze op
gezette tijden kunnen ontstijgen. Alleen dan kun je erop vertrouwen dat jouw
referentiekader een organische bescherming biedt tegen ondeugd en perversie.
Alleen dan verwordt het niet tot een verkalkt keurslijf.
Kortom, ook ethische zaken zijn onderhevig aan het Apollinisch-Dionysische
krachtenspel. Een en ander rechtvaardigt het spreken van een definieerbaar
spectrum van het ethische domein. Een dergelijk spectrum is hieronder
weergegeven.
Het spreekt vanzelf dat een categorisering van ethische domein weinig relevant is in de praktijk van alledag en dat mogelijke scheidslijnen beslist arbitrair zijn. Maar als metafoor kan het dienstbaar zijn. Laten we de vier genoemde categorieën nader bekijken