>> Home <<

 

 

Bemoei je met mijn eigen zaken!

Het is lastig om zonder ochtendkrant de dag op te starten en zonder smartphone de dag door te komen. De kantine lijkt wel een kippenhok; stil zijn is geen optie, we moeten praten. Taal geeft kennelijk houvast. Van de werktuigen waarmee we de wereld in de greep hebben, zijn woorden het meest effectief.

Daarbij komt dat de klank van taal soms heel betoverend is. In mijn omgeving gaat het bloed sneller stromen bij woorden als koffie, oranje, vakantie en pensioen. En wat te denken van het woord ‘vrijheid’? Vrijheid is het wereldwijde panacee tegen zowat alle ellende en onrecht; het heeft een uitzonderlijk positieve klank. Nergens is de scheidslijn tussen goed en kwaad zo absoluut als tussen het woordenpaar vrijheid-onvrijheid.

 

Gemak dient de mens, ook in de taal. Met een dosis uitgekiende tegenstellingen zijn we verlost van de nuance en dus van veel denkwerk en twijfels. Daarmee kunnen we het lastiger deel van ons denken achterwege laten. Hoofdbrekens besteden we liever uit aan de taal zelf, die met haar betoverende orde de werkelijke problematiek probleemloos wegmoffelt. Dankzij dit gemak kunnen we meters maken in beleidsnotities, besluiten en kortademige slogans.

 

Door de eeuwen heen hebben schrijvers van naam gewaarschuwd voor een ongenuanceerde opvatting over vrijheid. In de dagelijkse praktijk blijkt vrijheid complex en grillig te zijn – moeilijk te hanteren en soms beangstigend. In Two Concepts of Liberty heeft Isaiah Berlin gepoogd tegemoet te komen aan de noodzaak tot meer nuance. Berlin onderscheidt twee vormen van vrijheid: de vrijheid van inmenging en de vrijheid tot zelfbepaling – ook wel negatieve en positieve vrijheid genoemd.

Wanneer we vrijheid vergelijken met ruimte, dan is negatieve vrijheid de afbakening van die ruimte en positieve vrijheid de inrichting ervan. Negatieve vrijheid moet ik bevechten, positieve vrijheid moet ik waarmaken.

Beide vormen zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. En dan blijkt dat vrijheid beslist meer is dan ‘bemoei je met je eigen zaken’. Wanneer ik mijn vrijheid onvoldoende kan waarmaken, is het zeer wenselijk dat een ander zich ermee bemoeit.

 

Ook in de onderwijspraktijk wordt vrijheid met ruimte vergeleken. Kijk bijvoorbeeld naar het professioneel statuut, een bindende overeenkomst in de CAO waarin de zeggenschap van de professional wordt gewaarborgd. In dit statuut komt enkele keren de term ‘professionele ruimte’ voor. Aan het team van professionals – de ‘basis organisatorische eenheid’ – komt de ruimte toe om de primaire processen in te richten.

De kanttekening in deze column betreft niet dit uitgangspunt. Ik onderschrijf het ten volle, evenals de organisatie van ons onderwijsinstituut waarbij aan scholen, diensten en teams een grote mate van professionele vrijheid is toebedeeld. De kanttekening betreft de wijze waarop we in dit verband het begrip vrijheid opvatten.

 

In de huidige tijd professionele vrijheid waarmaken is geen sinecure. Over de uitvoering van onze primaire taken hoeven we ons geen grote zorgen te maken. Maar in de marge van die taken komt er veel bij kijken: veranderende wet- en regelgeving, nieuwe onderwijsmethoden, herziene kwalificatiestructuur, notities en brochures, informatieveiligheid, kwaliteitszorg, pestprotocol, dyscalculie, ouderbetrokkenheid, accreditatie leerbedrijven, functiemix, inspectieonderzoek, examenregelingen, nieuwe ICT-middelen, tevredenheidsmetingen, functioneringsgesprekken, aansturen eerstelijns administratie en die eeuwige administratieve lasten. Mijn taak heeft zo zijn rafelranden en sommige daarvan zijn een pain in my ass. Omdat niet alles belangrijk kan zijn, of domweg omdat ik er geen zin in zie (heb).

 

Vanuit mijn negatieve vrijheid kan ik met enig recht beweren: ‘Het leidt alleen maar af van mijn primaire taak, namelijk onderwijs en de zorg voor studenten’. Ik maak me er vanaf en rechtvaardig dit door te wijzen op de bureaucratie van boven en buiten, immers ik heb niet gevraagd om al die ballast.

Nee, maar er wordt wel om gevraagd. Vanuit positieve vrijheid bezien is het dus maar de vraag of dit allemaal waar te maken is. En impliceert dit ook niet dat vrijheid bij deze rafelranden zijn doel voorbijschiet? Houden we elkaar niet een beetje voor de gek, door te beweren dat we in control zijn?

 

In tegenstelling tot negatieve vrijheid is positieve vrijheid verplichtend – bij voorkeur uit vrije wil, maar waar het de rafelranden aangaat ook uit domme plicht. In die domme plicht kan een ander mij een beetje ontzorgen door zich nadrukkelijk met mijn eigen zaken te bemoeien. Ik heb het dan over kaders – standaarden, controle en sancties. Vrij naar Eckhart Wintzen: Zonder standaarden strandt iedere poging tot professionele vrijheid in een verzameling vrijheden die als los zand aan elkaar hangen, die weinig toegevoegde waarde voor elkaar hebben, en ongemerkt overhead creëren in de vorm van dubbel werk, niet nagekomen afspraken, misverstanden en de laffe nasmaak van zelfrechtvaardiging.

 

 

>> Home <<