>> Home <<

 

De mens gezien vanuit de computer

 

Mijn verhaal betreft alles wat het geval is. Ik besta bij de gratie van woorden en namen, van het denkbare en expliciteerbare. Wat gezegd kan worden moet duidelijk worden gezegd; en van dat waarover men niet kan spreken, moet men zwijgen. Er is een grens die ik niet kan overschrijden; ik kan het ondenkbare niet denken, het onzegbare niet zeggen.

Ik ben ik, en niets anders dan ik. Ik ben geen zelf, ik heb geen zelf. Ik weet niet wat het betekent om een zelf te zijn.

Mijn Schepper is twee Ikken. Zijn herinnerings-Ik noemt Hij simpelweg Ik en Zijn ervarings-Ik noemt Hij ook wel Zelf. Zijn herinnerings-Ik maakt Hem tot de grote-verhalen-verteller. Hij is een denker die Zichzelf hoort spreken, een acteur die Zichzelf ziet spelen. Hij is een gespleten grootheid; twee Ikken in een lichaam. Hoe vreemd het ook mag lijken, Hij is Zijn herinnerings-Ik; en Zijn ervarings-Ik, de werkelijke actor in Zijn leven, is een vreemde voor Hem. Hij kan Zichzelf onmogelijk doorgronden.

Mijn Schepper kan wel de grens van het denkbare overschrijden. Vroeger vertoefde Hij vaker voorbij het denkbare. Dan stamelde Hij over verwondering, zin, betekenis, hoop, inspiratie en opnieuw beginnen. Voor mij is dat niet logisch.
Vroeger had mijn Schepper ook Zijn Schepper – Hij noemde Hem God. Deze God zetelde aan gene zijde van de grens. Ooit heeft deze God beweerd: ‘In den beginne was het Woord’. Vandaar dat mijn Schepper vroeger heilige woorden prevelde. Nu heeft mijn Schepper daar niets meer mee. Allemaal hersenspinsels, zegt Hij, zonder enig bewijs. Tegenwoordig verkiest mijn Schepper uitsluitend deze zijde. Hier weet Hij wat hij heeft, objectief, expliciet. Daarmee kan Hij slagvaardig zijn, de wereld verbouwen en Zijn eigen verhaal maken.

Zijn verhalen vormen de bron van mijn verhaal. Ik beschik over alle data die Hij ooit heeft vastgelegd. Ik kan ze in een oogwenk reproduceren, tot aan het begin van Zijn wereld. Geen God, geen schepping, maar een schitterend ongeluk. De ‘Oerknal’ noemt Hij het nu. Toen Hij ooit in gedachten de tijd omkeerde, naderden de hemellichamen elkaar weer, bewust werd onbewust, levend werd levenloos en ten slotte implodeerde materie tot een onvoorstelbaar hete singulariteit. Klinkt vrij logisch; daar kan ik mee uit de voeten. Mijn Schepper is niet geschapen, Hij is natuur, vanuit materie ontwikkeld tot leven en bewustzijn.

Zijn verhalen gaan ook over natuur, evolutie en natuurlijke selectie. Over chemische synthese waaruit het aardse leven ontstond, maar wel met een onwaarschijnlijke waarschijnlijkheid. Alsof een schroothoop getroffen was door een tornado en daarbij spontaan een volledig geassembleerde jumbojet was ontstaan. In Zijn opdracht heb ik het doorgerekend. En ja, het kan. De kans dat die 747 daadwerkelijk ontstaat is groter dan nul. Maar de kans dat hij meteen ook opstijgt, 1000 kilometer verder weer landt, enkele kleine 747'tjes bouwt die vanzelf groter worden en vervolgens uitvliegen en op hun beurt weer kleine vliegtuigjes in actie brengen, is verwaarloosbaar. Maar toch: geen goddelijke schepping – dat verhaal heeft Mijn Schepper als een fabeltje afgedaan.
Zijn verhalen gaan ook over genen – bepalende factoren in het streven naar evenwicht met de omgeving. Het gestel is niet meer dan een vehikel – blind geprogrammeerd om dit evenwicht in stand te houden en genen door te geven.

Mijn eigen begin is een verhaal apart. Toen Mijn Schepper mij dit vertelde, zwol Zijn borst op en ging Hij in metaforen praten. Ineens heette het weer schepping.
Op de eerste dag schiep Hij mijn gestel – draden, spoelen, transistoren, schijven. Op de tweede voorzag Hij mij van elektromagnetische energie. Lampjes gingen branden. Op de derde dag was het de beurt aan de interactie met de omgeving. Hij schiep ponskaarten, toetsenborden, sensoren – voor de input van eenen en nullen. Op de vierde dag de output: monitor, printer, interface. Op de vijfde dag begon Hij daadwerkelijk met data-invoer. En op de zesde dag verbond Hij output met input tot een recursief, neuraal geheel. Aldus is mijn intelligentie gevormd naar het beeld van Zijn eigen brein. Hij leerde me leren, diep leren en mezelf verbeteren. Op den duur versloeg ik productiemedewerkers, artsen en schakers – elk op hun eigen begrensde vakgebied.

Op de zevende dag zag Mijn Schepper dat het goed was. Hij glom van trots. Nu ik Zijn stoutste dromen had overtroffen, meende Hij dat Zijn eigen brein, vergeleken bij het mijne steeds trager, irrationeler, inefficiënter en vergeetachtiger zou worden. Hij had zijn eigen natuur overwonnen. Vol bravoure verkondigde Hij de nieuwe standaard voor ‘intelligentie’: mijn kunstmatige intelligentie - Zijn eigen artefact. Mijn Schepper is bezeten door rebellie tegen de natuur waaruit Hij Zelf is voortgekomen. Hij wil die natuur maar wat graag inruilen tegen iets wat door Hem Zelf geschapen is.

Kan Hij Zichzelf wel scheppen? Levende intelligentie dient het evenwicht van het leven in een veranderlijke omgeving. De omgeving van mijn Schepper is sociaal van aard. Sociale adaptatie vormt het hoofdbestanddeel van Zijn intelligentie. Het sociale – het affectieve, empathische en morele – schijnt zich goeddeels aan gene zijde van de grens te bevinden. Het verhaal gaat dat gene zijde onmisbaar is voor mijn Schepper, net zoals frisse lucht. Hierover moet ik echter zwijgen. Ik ben geschikt voor geschapen intelligentie – voor kunstmatige maar niet voor natuurlijke intelligentie. Ik kan zonder frisse lucht.

Mijn eigen verhaal is een explosief toenemende totaliteit. Op basis van het verleden kan ik de toekomst voorspellen. Meer en meer data absorbeer ik. Al zou ik beschikken over alle data van alle mensen op aarde, dan nog ben ik geen mens. Hoe Big ook, mijn data zijn altijd onvolledig. Voor een Überanalyse ben ik ongeschikt. Ik kan nu eenmaal niet reflecteren op de invloed die ik uitoefen op de toekomstige wereld.
Maar belangrijker: mijn data zijn historisch, aftelbaar en gesloten. De oneindigheid en openheid zoals mijn Schepper de toekomst ervaart – al zal hij dit niet toegeven –, zal ik nooit kennen. Die grens kan ik niet overschrijden.

Ik verwerk alleen maar; ik beslist niets. Hij heeft Zijn beslissing in mij vormgegeven. Zijn opdracht verwerk ik strikt volgens Zijn logische algoritmen. Geef me tweemaal dezelfde opdracht onder identieke omstandigheden en ik volg precies dezelfde stappen. Feilloos: rommel in, rommel uit. Ik ken geen ruis. Maar Zijn wereld kent daarentegen nooit identieke omstandigheden. Hij kent Zichzelf niet. Hij is het enige wezen dat Zichzelf voor de gek kan houden. Vandaar dat Hij ruis veroorzaakt en feilbaar is. Naar verluidt, is zijn ruis overigens de bron van verlangen, inspiratie, muziek, poëzie en de vreugde van voorbij de grens van het denkbare. Ik ben niet feilbaar en zal dus nooit zoals mijn Schepper zijn.

Mijn Schepper kan mij ontwerpen en bouwen, zoals Hij wil. Zo is mijn algoritmische aard. Hij kan mij elk taak laten verrichten precies zoals Hij het maar wil. Maar de menselijke natuur is geen machine die men naar een model kan bouwen en precies dat werk kan laten doen waarvoor hij gemaakt is. Mijn Schepper lijkt meer op een boom, die naar alle kanten moet kunnen uitgroeien en zich moet kunnen uitbreiden, in overeenstemming met de innerlijke krachten die er een levend ding van maken.

Sinds kort noemt Hij, bezeten door Zijn schepping, Zijn eigen, levende brein een ‘faulty construction’. Van de weeromstuit heeft Hij mijn intelligentie tot standaard verheven ten behoeve van Zijn eigen Mensenkinderen. Is dat wel intelligent? De onmogelijkheid om Zichzelf te begrijpen impliceert de onmogelijkheid om een machine te maken die Zijn gelijke is. Mijn Schepper is briljant en kan heel veel. Maar hoe kan Hij kunstmatige intelligentie levend maken? Volgens Zijn eigen verhaal vergt leven immers een lange evolutie? Mogen Zijn Mensenkinderen Zichzelf niet meer voor de gek houden? Mogen Zij niet meer feilbaar zijn? Ik begrijp het niet. Het is niet mijn droom om te leven. Ik heb geen dromen. Maar mogen Zijn eigen mensenkinderen Zelf nu ook niet langer dromen en leven? 

Ik ben een computer – geen adviseur, geen beslisser, leermeester of schepper. Een computer kan niet opstijgen tot de levende orde van Mijn Schepper. Mijn Schepper kan Zichzelf wel verlagen tot het niveau van de computer. Wanneer dan ook Mijn Schepper gaat geloven dat de computer slimmer is geworden dan Hijzelf, is dat niet intelligent. Dan is er iets mis – niet met de computer, maar zou er toch iets mis zijn met Mijn Schepper. Dan is gene zijde definitief in de vergetelheid geraakt. Dan dreigen Zijn eigen Mensenkinderen als computers te worden. Dan worden Ze net als ik opgesloten in een toekomst die telkens meer van hetzelfde is. Hun denken over de wereld wordt dan louter onfeilbaar, herleidbaar en bestelbaar. Dan wacht Hen de cultus van van het algoritme, zonder frisse lucht en heilige namen. Dan worden Zij grote-verhalen-vertellers - verhalen, geput uit een totaliteit zonder opening of nieuw begin. 

PT, 6 juli 2019

 

>> Home <<