>> Home <<

Het leven gaat door in Istanbul

Een weekje vol gedachten in een wereldstad

 

Inhoud

Aanslag

Sukkel

Dagelijks werk

Trendy moskeeën

Verkeerd been

 

 

 

PT, 1 december 2016

 


Aanslag

Op 28 juni is door zelfmoordterroristen een aanslag gepleegd op de luchthaven Atatürk van Istanbul, een van de drukste luchthavens ter wereld. Eerder dit jaar waren er ook al drie andere aanslagen. De trieste balans van de laatste aanslag: 45 doden en 240 gewonden. Een dag later is de luchthaven weer opengesteld en zijn de vluchten hervat. Ter vergelijking: na de aanslag op luchthaven Zaventem in Brussel heeft het bijna twee weken geduurd voordat er weer gevlogen werd. Mijn gesprekspartner in Istanbul: ‘Het leven gaat door. Jullie in Europa zijn sentimenteel’.

 

Luchthaven Atatürk

Erdogan wedijvert op de gevels met Atatürk

 

Tijdens ons verblijf in Istanbul hebben we  nauwelijks iets gemerkt van de gepleegde aanslagen en ook niet van de angst hiervoor. Op straat zie je soms bewapende politieagenten. En wanneer je aan het eind van je verblijf de luchthaven in wilt, sturen beveiligers je meteen door de securityscan heen. Zo’n scan gebruiken ze ook bij enkele toeristische attracties, zoals de Ayasofya en het Topkapi Paleis.

Van de politieke beroering in Turkije merk je op straat niets. Hoewel lang niet iedereen blij is met de noodtoestand en de voortvarend doorgedrukte ‘hervormingen’ van president Erdogan, wordt de staatsgreep van 15 juli eensgezind veroordeeld. Maar geen spoor van felheid of venijn. Telkens  dezelfde reactie: ‘Ach, we zullen wel zien. Het leven gaat gewoon door. Het leven is altijd doorgegaan. Niet dan?’ Alleen op de Bohaziçi-universiteit bespeurde ik bezorgdheid om de huidige politieke koers van Turkije. De teneur: de democratie is in gevaar. Toen wij op een dag een van de campussen wilden bezoeken, werd ons de toegang ontzegd. De reden was een protestbijeenkomst van hoogleraren naar aanleiding van het presidentiële besluit om in het vervolg zelf de rector magnificus te benoemen.

 

Statistisch gezien zijn blijft voor een toerist het verkeer het grootste risico op letsel. Een voorbeeld om dit te illustreren. Aan een rotonde in de buurt van de Bohaziçi-universiteit houden we een taxi aan. We hebben zojuist een nogal vet Turks ontbijt achter de kiezen en willen naar Dolmabahçe om het paleis en de moskee te bezoeken. Ik doe de rechter voordeur dicht. Bij het dichtslaan raakt de onderkant licht schurend de hoge trottoirrand. De chauffeur wijst naar de deur zonder iets te zeggen. Kennelijk is hij beducht voor lakschade. Zo te zien een correcte man die zuinig is op zijn spullen. Ik zit voorin naast de chauffeur. Voor zover ik kan beoordelen, ziet de Fiat er van binnen netjes uit. Geen rommel op de vloer. Tussen ons in zitten twee gebruikte kartonnen koffiebekertjes keurig in een houder geklemd.

 

Onderweg observeer ik de chauffeur een paar keer. Zijn gezicht verraadt nauwelijks emotie. Het lijkt wel alsof hij mechanisch opereert. Zijn bewegingen zijn afgemeten. Hij draagt een houthakkersblouse, een hoornen bril en een kort geschoren snor. Hij maakt een vitale indruk, maar hij is beslist op leeftijd. Hij zit zwijgend achter het stuur. Een ondoorgrondelijk heerschap. Het enige wat opvalt is het gebruik van zijn rechtervoet en van de claxon.

 

Kan er nog zat tussen

Houthakkersblouse, hoornen bril en kort geschoren snor

 

De taxi rijdt weg over de rotonde en slaat af in zuidelijke richting. Vanaf dat moment rest ons niet veel meer dan hopen en bidden. De taxichauffeur accelereert en remt dat het een lieve lust is. Hij benut elke millimeter op de drukke weg. Valt vóór ons een klein gaatje dan wordt dit terstond luid toeterend opgeëist. Niets is hem te gek om op de drukke rijbaan een plaatsje naar voren op te kunnen schuiven. Soms pakt hij het nog grondiger aan. Zoals die keer op een vierbaansweg. Bij een bocht naar links door een tunnel staan voor ons twee rijen auto’s dicht opeengepakt stil. Hier is geen enkele mogelijkheid van kruip-door-sluip-door. Duidelijk zichtbaar staat aan de zijkant van de weg een groot rond snelheidsbord met 30 erop. Dit is het signaal voor onze onverstoorbare coureur om gas te geven en op de linker rijbaan beide files in te halen. En nu maar bidden dat er geen tegenligger aankomt. De kilometerteller staat ondertussen op 100. We scheuren de tunnel uit en beide rijen auto’s blijken voor rood licht te wachten. Voor onze chauffeur een uitgelezen mogelijkheid om deze rijen te passeren, door rood heen te knallen en feilloos door een opengevallen gat in het kruisende verkeer te glippen. James Bond heeft het nakijken. Kan een bestuurder ooit zonder kleerscheuren ervaring opdoen in dit soort kamikazeacties? Voor onze onbewogen taxichauffeur is het kennelijk de normaalste zaak van de wereld.

 

Honderd op de teller

Millimeterwerk

 

Deze taxirit lijkt een eeuwigheid te duren, maar hij eindigt even abrupt als hij begonnen is. Voor we er erg in hebben staan we geparkeerd aan de zijkant van de weg. Geen krasje. ‘Dolmabahçe, there!’ klinkt het uit zijn mond. Beduusd betaal ik het losgeld van 35 lira. Duizelig stappen we uit. Susan voert nog zeker een uur een strijd uit met haar ontbijt. Het paleis en de moskee blijken gesloten. Ondertussen gaat het leven gewoon door.

 

 


Sukkel

Vanavond zaten we op een terras te eten. Susan iets vegetarisch en ik een mixed grill. Ik moet zeggen, zeer smaakvol bereid. Goede kost. Buiten was het vrij koud, maar gelukkig was het terras verwarmd. Onder de straalkachel leek het wel een zomerse avond. Kortom, jas uit, rugzak op de grond naast mijn stoel en lekker onderuit gezakt met een biertje in de hand groepen slenteraars op straat aanstaren. Ongemerkt heeft iemand mijn rugzak geleend.

 

Stom toeval: ik had het vrij snel door. Ik zag de onverlaat onmiddellijk. Hij had zich teruggetrokken in een hoekje van het terras, ergens achter mijn rug en was zojuist begonnen de tas te doorzoeken. In een reflex begon ik stampij te maken: ‘Hé man, that’s my bag! What are you doing with my bag? Godverdegloeiende!’ Omstanders, waaronder de ober snelden toe. Ik bleek mazzel te hebben. Hij had nog niets ontvreemd. Onmiddellijk na mijn hartenkreet begon hij erbarmelijk te kermen, iets onverstaanbaars. Volgens de omstanders beweerde hij een Italiaan te zijn. In mijn potjeslatijn vroeg ik of hij van de Paus hield. ‘Yes!’ Of hij immediatemente de heilige Padre om perdono wilde smeken. ‘Yes!’. Of hij wist van Yes in het Italiaans was. ‘Yes!’ Halverwege het wurgen ben ik maar gestopt. Ik kon me beter de moeite besparen. Wat een sukkel!

 

Terwijl ik triomfantelijk de laatste stukken schapenvlees naar binnen werkte, gaf mijn lieftallige dochter mij te verstaan dat ik toch wel een grote sukkel was om mijn rugzak zo achteloos op de grond te laten slingeren.

Alsof ze het erom deden, kwamen op dat moment drie zangers-muzikanten het terras opgelopen richting onze tafel. Hier begonnen ze een droevige zigeunerballade ten beste te geven. In gedachten verzonken gaf ik ze een paar lira. Droefheid troef.

 

Drie muzikanten

Istanbul bij nacht

 

 

 


Dagelijks werk

Wederom schalt er gezang uit de minaret. Bij vlagen klinkt het behoorlijk vals. Toch krijg ik het gevoel dat de muezzin zijn gezang tot in de perfectie beheerst. Ik mag dan moeite hebben met de ongebruikelijke intervallen, de ten gehore gebrachte azan komt op me over als een kunstzinnige en bovenal gepassioneerde oproep aan de gelovigen. Daar kunnen Veluwse kerkklokken nog wat van leren.

 

Muezzin word je niet zomaar, zo lees ik in een gids. De aspirant zanger heeft een gedegen onderricht nodig. Toewijding en discipline zijn een absolute voorwaarde. Bovendien wordt van hem een onberispelijke levenswandel verlangd. En heel veel oefenen, dag in, dag uit, niet alleen in de zangkunst, maar ook, zo lees ik, in de mirhab – een woord met vele betekenissen, waaronder ‘de strijd met het eigen ego’. Het gaat niet alleen om techniek en ervaring, maar ook om goddelijke inspiratie. En daarvoor moet het ego het veld ruimen. Geen eenvoudige opgave voor een sterveling.

 


Blauwe moskee – interieur

 

Moderne devotie


Sociaal gebeuren


Süleymaniye-moskee met minaretten

 

Onwillekeurig moet ik denken aan die ernstige, oordelende gezichten van fanatieke moslims. Bebaarde tulbanden die zonder ook maar een zweem van twijfel betogen dat God almachtig, streng en rechtvaardig is en dat hij de ongelovigen straft. Als ik op TV weer eens zo’n fanaat zie, besef ik terstond dat het gevecht met het eigen ego misschien wel het moeilijkste is van alle innerlijke strijd. Een fundamentalist heeft die strijd vroegtijdig en eigenhandig voor voltooid verklaard. Ergens onderweg is hij blijven steken in het dogma van het eigen gelijk.

Voor een sterveling is God ongrijpbaar en zijn Woord onzegbaar. Weten wie God is en wat God’s bedoelingen zijn, is het ongrijpbare grijpen met een te korte greep – het onzegbare zeggen met platte woorden. Fundamentalisme is, hoe begrijpelijk soms ook, een poging om de stilte van God te overschreeuwen.

 

We zitten met zijn tweeën op de noordelijke muur van de prachtige Süleymaniye-moskee. Het is voor de verandering stralend weer. Lekker temperatuurtje. Susan en ik  hebben er al bijna een week Istanbul op zitten. We zijn een beetje verzadigd door de vele indrukken. Toeristische fascinatie moet het afleggen tegen de behoefte aan gemak. De zon doet zijn werk goed. Om ons heen worden lome selfies gemaakt met een fraai stukje architectuur op de achtergrond. Een schoonmaker probeert een herfstblaadje in een blik te vegen – geen eenvoudige klus, zo te zien. Een ander stuurt een beetje gedachteloos zijn motormaaier over het uitgestrekte gazon. Verderop zitten jonge meiden te chillen in het gras. Poezen liggen languit of schuren kopjes gevend langs toeristenbenen. Bij de shadir zitten enkele mannen plichtmatig hun voeten te reinigen. Een aanstaand bruidspaar – een prins en een prinses uit een sprookje, werkelijk beeldschoon – daagt elkaar grinnikend uit bij het vastleggen van bruidsfoto’s. En op het grasveld voor ons wordt zowaar een filmset opgebouwd – niet de eerste tijdens onze trip. Het gaat er plezierig en ontspannen aan toe. Geen enkele haast. Al met al zijn we getuige van een vredig schouwspel op deze donderdagmiddag.

 

Uitzicht vanaf het terrein van de Süleymaniye-moskee – Bosporus, Galatabrug en Gouden Hoorn

Voeten reinigen bij de shadir

Lekker chillen op het gras

Een motormaaier overstemt de azan

 

In de verte word ik een eerste azan gewaar. Het aanzwellende geluid komt dichter bij. Plots klinkt een sonore stem uit de luidsprekers van de Süleyman-moskee. Nog even en alle minaretten van Istanbul schallen in koor. Nu zal het wel rap gedaan zijn met de pret. In gedachten zie ik de gezichten van het speelse bruidspaar, de geluids- en tuinmannen en de slome toeristen verstrakken tot een devote ernst. Maar nee hoor, niets van dit alles. De grasmaaier raast voort, het herfstblaadje is te langen leste in het blik beland, voeten worden gedachteloos afgedroogd, de glimlach kijkt verwachtingsvol naar de selfie-stick, de meiden chillen door en de poes spint. Een schriller contrast met de gepassioneerde stem van de muezzin is nauwelijks denkbaar.

 

Bruidspaar op de foto

De filmset

 

Het is gewoon business as usual. Ook op straat, in de winkel en op het terras is tijdens een azan geen greintje extra devotie merkbaar. Het leven – lopen, vegen, grasmaaien, eten, winkelen, geloven, liefhebben – gaat gewoon door. Men leeft niet om te geloven, men gelooft om te leven. Bovendien is het voor veel bewoners van Istanbul zaak om de eindjes aan elkaar te knopen. Het leven is van zichzelf al spannend genoeg. Zo’n leven vraagt niet om excessen, maar om gematigdheid. Fundamentalisten en media mogen dan van jihad spreken, de gewone burger heeft meer op met het alledaagse leven. De islamitische cultuur – waarden, moraal, gebruiken, feesten en leefregels – ligt hem na aan het hart en hij ontleent hier zonder twijfel een deel van zijn eigenwaarde aan. Tegelijkertijd komt de doorsnee Istanbuler me allesbehalve  fanatiek over. Geldt iets dergelijks geldt niet voor de meeste westerlingen? We zijn niet fanatiek, maar we voelen ons wel degelijk geschokt wanneer iemand vanzelfsprekende westerse waarden veroordeelt, zoals democratie en vrijheid van meningsuiting.

 

In de gids lees ik trouwens dat de gelovigen steeds meer tot het gebed worden opgeroepen met behulp van een bandopname.

 

 


Trendy moskeeën

Mijn kennis van Turkije en de Turkse cultuur is zeer beperkt. Ik heb geen idee of je überhaupt wel kunt spreken van het Turkse volk en van de Turkse cultuur. Ik heb wel eens wat over de geschiedenis van Turkije gelezen – over de verovering van Constantinopel door sultan Mehmed de Veroveraar, de belegering van Wenen door zijn achterkleinzoon Süleyman de Prachtlievende, de geleidelijke aftakeling van het Ottomaanse Rijk na de 17e eeuw, de stichting van de seculiere staat Turkije door Atatürk en een aantal staatsgrepen sindsdien. Maar goed in verdiept in het verschijnsel Turkije heb ik me nooit.

 

Geschiedenis heeft me als scholier nauwelijks kunnen boeien. De geschiedenislessen de heren Rebel en De Graaf – de laatste was een rasverteller – hebben weinig indruk gemaakt. Mijn jeugdige zwart-wit beeld van de wereld is destijds niet op de proef gesteld. Goed bleef goed en kwaad bleef kwaad. Weetjes bleven niet meer dan weetjes. Het ontwakende politieke bewustzijn uit mijn studententijd, het activisme uit de jaren tachtig en de daarop volgende ontnuchtering hebben meer begrip opgewekt en de strakke scheidslijnen verzacht. Maar aan de oninteressante uithoeken van de wereld is dit alles voorbij gegaan. Turkije was tot voor kort zo’n oninteressante uithoek, een beetje achterlijk. Een land van horen zeggen: van stoombaden, tulbanden, gastarbeiders, generaals, vrouwen met hoofddoekjes, dikke snorren, sterke zoete thee en ramadan. Een land van vage weetjes. We hebben onze koffie en tulpen aan de Turken te danken hebben, zo had ik wel eens gelezen. En ook yoghurt en croissantjes (halve maan).

 

Vrachtverkeer op de Bosporus

Turks ontbijt

 

Met diezelfde diepgang herinner ik me dat Europa aan het eind van de middeleeuwen verdeeld was in twee kampen. In Oost-Europa en het Midden-Oosten heerste de machtige Ottomanen die na verloop van tijd aftakelden tot het niveau van Ali Baba en de veertig rovers. Het christelijke westen daarentegen ontwaakte de uit haar middeleeuwse sluimer. Zij was voorbestemd om het nieuwe centrum van de wereld te worden; hier werd geschiedenis geschreven. Kortom, twee totaal verschillende werelden die religieus op vijandelijke voet met elkaar leefden, maar verder geheel hun eigen ontwikkeling hadden en dus niets met elkaar gemeen hadden. Het heidense verleden tegenover de christelijke toekomst; verliezer en winnaar.

 

Zo langzamerhand wordt me duidelijk dat dit beeld niet veel te maken heeft met de realiteit. De geschiedenis wordt geschreven door overwinnaars. Laatst las ik iets opmerkelijks. Het heeft betrekking op gebeurtenissen vlak na de val van Constantinopel in 1453. Sultan Mehmed II had besloten om de schitterende stad Constantinopel, de voormalige hoofdstad van het Oost-Romeinse Rijk en het bolwerk van het orthodoxe christendom, tot nieuwe hoofdstad te maken van het Ottomaanse rijk. De naam Constantinopel had door de eeuwen heen had zijn magische klank onder de volkeren behouden. Mehmed voorzag een voortzetting van de roemrijke historie en hield de naam van de metropool aan: Konstantiniyye[1].

 

Hagia Sophia

Christus, Hagia Sophia - deels overgepleisterd

 

Ondertussen was het schokkende nieuws van de verovering van Constantinopel doorgedrongen tot Rome. Binnen 2 jaar na de verovering nam Paus Calixtus III het initiatief tot een kruistocht tegen de Turken. Door geldgebrek en onderlinge onenigheid tussen de christelijk vorsten kwam deze kruistocht niet van de grond. Pius II, de opvolger van Calixtus, bezon zich eveneens op een kruistocht. In 1461 deed hij evenwel een opmerkelijke stap. Hij stuurde een officiële brief aan sultan Mehmed. Daarin schreef hij onder meer: ‘Indien u uw heerschappij wenst uit te breiden over de christelijke volkeren, en daarbij uw naam verheven wenst te maken op de lippen van alle mensen, hebt u geen goud nodig, geen legers, geen manschappen, geen schepen. Slechts een kleinigheid zou volstaan om u de grootste, machtigste en meest illustere, levende mens te maken van deze tijd: een paar druppels water om u te dopen en in te wijden in de christelijke gebruiken en het geloof in het evangelie. Wanneer u aldus doet, zullen we u beschouwen als de keizer van Griekenland en de oostelijke landen. En al die landen die u met geweld heeft veroverd en momenteel onrechtmatig bezet houdt, zullen uw rechtmatige eigendom worden.’

 

Kennelijk was Pius II bereid om zo nodig de christelijke wereld op te offeren aan de machtige sultan op voorwaarde dat hij katholiek zou worden. Vanwaar dit opmerkelijke gebaar in de richting van een gezworen vijand. Was er wel sprake van gezworen vijandschap? Hoe lagen de verhoudingen tussen beide kampen?

 

 

1.        

Een belangrijke religieuze reden voor de brief van paus Calixtus was de in de middeleeuwen nog immer voortlevende verwachting van de terugkeer van Christus op aarde. Deze terugkeer zou plaats vinden wanneer joden en moslims over waren gegaan op het christelijke geloof en de hele christelijke wereld verenigd was onder een groot vorst, zo was voorspeld. Calixtus, in zijn tijd een vrijzinnig humanist,  hield rekening met de mogelijkheid dat sultan Mechmed wel eens voorbestemd kon zijn  voor de verwachte grote vorst.

 

2.        

Het Ottomaanse Rijk was in die tijd een zeer machtig. En die macht nam alleen nog maar toe. De christelijke vorsten van het westen vreesden de Turken en hun gestage opmars. Uiteindelijk heeft het niet veel gescheeld of Wenen – de grootste stad van Midden-Europa en bekend onder de naam ‘de Gouden Appel’ – was gevallen. Tot twee keer toe zelfs, in 1529 en in 1683.

 

 

Reception at the Court of Sultan Selim III (1761-1807) at the Topkapi Palace, late 18th century (gouache on paper)

Sultan Selim III met zijn gevolg bij het Topkapi-paleis, schildering Kapιdaǧlι (ca. 1789)

 

3.        

De Ottomaanse veroveringen hadden niet veel veranderd aan de bestaande handel in de veroverde gebieden en de nieuwe grensstreken. In sommige gebieden was de handel zelfs geïntensiveerd. Dat gold ook de culturele beïnvloeding over en weer. Men wisselde producten uit en tegelijkertijd allerlei wonderlijke en indrukwekkende verhalen. Verhalen speelden een cruciale rol in de middeleeuwse samenlevingen, ze vormden een belangrijke bron van nieuws. Nepnieuws of niet, de verhalen gaven aanleiding tot wederzijdse fascinatie en onderlinge aantrekkingskracht.

 

4.        

Naast vrees in de christelijke wereld was er wel degelijk ook respect. Beschrijvingen van het Ottomaanse Rijk, zoals De la République des Turcs van Guillaume Postel, schiepen het beeld van een schitterend en goed georganiseerd rijk. Nog lang is Konstantiniyye in het westen beschouwd als de oostelijke evenknie van Rome. Kortom, eigenlijk was het christelijke Byzantium door de Ottomanen nieuw leven ingeblazen.

 

5.        

Konstantiniyye was de metropool van een uitgebreid rijk, een smeltkroes van vele religieuze culturen. Net als veel vorsten in die tijd wisten de sultans van wanten. Hun wil was wet, ze hadden hun grillen, hun wreedheid was legendarisch. Maar ze waren ook bijzonder pragmatisch. Doorgaans hebben ze de beoefening van niet-islamitische godsdiensten weinig in de weg gelegd. Joden en Armeniërs die in het oude Byzantium in de marge leefden of zelfs waren weggevlucht, verkregen een goede maatschappelijke positie binnen het Ottomaanse rijk. Verreweg de meeste orthodoxe christenen bleven na de machtsovername. De patriarch Genniados kreeg van de sultan een vooraanstaande maatschappelijke positie toebedeeld . Zo ook de invloedrijke handelselite van Venetianen en Genuesen. Vanwege hun cruciale rol in de handel tussen Europa en Azië verkregen ze allerlei voorrechten binnen het rijk.

 

6.        

De christelijke wereld was in die tijd allesbehalve een eenheid. De orthodoxe kerk leefde op zeer gespannen voet met de kerk van Rome. Rome had dan ook geen enkele aanstalten gemaakt om Constantinopel bij de belegering te hulp te schieten. Tijdens het beleg van Constantinopel had de secretaris van de orthodoxe kerk zich veelzeggend laten ontvallen dat hij liever de tulband zag dan een kardinaalshoed. Een dergelijke opmerking werd ruim honderd jaar later op eigentijdse wijze herhaald in de protestantse Lage Landen. ‘Liever Turks dan Paaps’ was een veelgehoorde leus waarmee onderstreept werd dat men de Ottomaanse tolerantie prefereerde boven  de katholieke repressie.

 

De veerboot naar Kadıköy

Specerijenkraam, Kadıköy

 

7.        

De Ottomanen (Osmanen) waren van oorsprong een nomadisch volk. Als stichter wordt ene Osman genoemd. Door diverse veroveringen nam in de veertiende eeuw de macht van het Ottomaanse Rijk toe. Deze veroveringen hadden vooral te maken met expansiedrift, handelsbelangen en de zucht naar rijkdom en grondstoffen. In die zin waren de veroveringen niet van religieuze aard. Zeker in deze beginfase waren de Ottomanen beslist niet strijders in naam van Allah. In later tijd is daar ook niet echt sprake van. Bij de belegering van Constantinopel telde Mehmed’s legermacht talloze christenen. En te midden van de kleine Byzantijnse verdedigingsmacht bevonden zich moslims, terwijl de christelijke Venetianen en Genuesen in de stad zich juist afzijdig hielden om maar vooral hun eigen handelsrelaties met de Ottomanen niet te schaden.

In hun expansie richting het zuiden kregen de Ottomanen onder meer te maken met het welvarende Egypte van de Mammelukse dynastie. Zij beheersten de Aziatische handel in specerijen, zijde en parfum. In het oosten troffen ze het Perzië van de opkomende Safawiden. Hier was een andere vorm van islam ontstaan. Ook hier geen heilige oorlog, hoewel hier wel de bron lag van de latere strijd tussen sjiieten en soennieten.

 

8.        

In de 15e en 16e eeuw lag de formidabele kracht van de Ottomaanse legers niet in geloofsfanatisme, maar in de militaire aard van hun samenleving, in uitstekende strategie en legerleiding, en in de formidabele artillerie (waaronder de bombarde en de eerste technisch goed ontwikkelde, zware kanonnen).
Als religie al een politieke aangelegenheid was, dan was het vooral een binnenlandse aangelegenheid. Het beeld van de fanatieke islamitische geloofsstrijder is eigenlijk pas echt ontwikkeld in de 20e eeuw, na de ondergang van het Sovjet communisme.

 

Al met al waren west en oost geen strikt gescheiden, in zichzelf gekeerde kampen. In tegendeel, beide kampen beïnvloedden elkaar op cultureel gebied. Het rijk van de sultans speelde een rol in het culturele en politieke leven van Europa. Lange tijd noodzaakte de gestage opmars der Ottomanen extra militaire inspanningen van de Europese vorsten. In het Heilige Roomse Rijk werd speciaal hiervoor een Türkensteuer geheven. Ondanks deze dreiging ging de handel gewoon door. Al tijdens de Tachtigjarige Oorlog hadden de Nederlanden hun eerste ambassadeur in Istanbul gestationeerd, ene Cornelis Haga. Gedurende de Gouden Eeuw waren er talloze Nederlandse handelshuizen gevestigd in de belangrijkste Turkse steden. Net als de Venetianen in de zestiende eeuw verkregen de Hollandse handelaren allerlei voorrechten van de Turkse overheid. Zo hoefden ze geen belasting te betalen.

 

Aanvankelijk hadden Turkse invloeden een negatieve bijklank bij het Europese publiek. Nog in 1630 publiceerde Erasmus zijn Consultatio de bello Turcico, waarin hij het zedelijke en religieuze verval in Europa toeschreef aan Ottomaanse invloeden.

Anderzijds waren er ook positieve invloeden. Nadat in Wenen de eerste koffiehuizen waren geopend, werd koffie een geliefd genotsmiddel. Langzamerhand deden Turkse elementen hun intrede in de mode en de kunst (de zogenaamde Turquerie). Molière schreef zijn Bourgeois Gentilhomme en Mozart componeerde zijn Rondo à la Turque.

 

Hagia Sophia – interieur en restauratie

Hagia Sophia - koepel

 

Omgekeerd namen de Ottomanen gebruiken en ideeën over uit het westen. Zo is het bouwplan van de Turkse moskeeën geïnspireerd op die van een vroegchristelijke kerk, namelijk de Hagia Sophia. Deze kerk, in de 6e eeuw gebouwd op last van keizer Justinianus, was beroemd in de vroegmiddeleeuwse wereld. Het was ‘een godshuis met de grootste koepel die de wereld ooit had gezien, bijna hangend aan de lucht’, aldus Geert Mak. Bij de verovering in 1453 door Mehmed de Veroveraar, was het een ruïne. Desondanks besloot Mehmed dat de kerk veranderd moest worden in een moskee. Het gebedshuis werd in de oude luister hersteld, waarbij de christelijke mozaïeken gewoon behouden bleven. Er werd slechts een gebeds-nis in de richting van Mekka toegevoegd in de apsis van de kerk en op een van de westelijke koepels verrees een houten minaret. Mehmed voegde later een bakstenen minaret toe aan de zuidoost hoek. Deze onderscheidt zich nadrukkelijk van de in de 16e eeuw toegevoegde natuurstenen minaretten. Onder Süleyman de Schitterende zijn de mozaïeken onder een pleisterlaag bedekt.

 

Hagia Sophia – gebeds-nis (mirhab)

Süleyman-moskee - graf van Süleyman

 

Uit later tijd stamt het Dolmabahçe-paleis. De huidige paleisgebouwen zijn halverwege de 19e eeuw gebouwd. De bouw stond onder leiding van de architect Gabaret Balyan. Diverse Europese bouwers en kunstenaars hebben hun bijdrage geleverd, hetgeen duidelijk zichtbaar is in de verschillende Europese stijlen van bouw, inrichting, versieringen, kroonluchters en meubels. In 1856 vestigde sultan Abdülmecid zich in dit lustoord met zijn prachtige tuinen.

 

In die tijd was in Europa het beeld over de Ottomanen gekanteld. Het Rijk vormde al lang geen bedreiging meer. Sinds Napoleon en de opkomst van Pruisen was Europa technisch en militair dominant geworden. Ook in zedelijk opzicht waande men zich superieur. In de ogen van de Europeanen waren de Ottomanen decadent. De verhalen van die tijd geven een verwijfde indruk van Ottomanen. Ze waren slaven geworden van hun hartstochten. Wisselende seksuele contacten waren normaal, ook homoseksuele. In diverse maatschappelijke kwesties kwam de islam naar voren als een toegeeflijke zedenmeester in tegenstelling tot het christendom, met name tot het protestantisme. Het beeld bestond dat de uiterlijke vorm  belangrijker werd geacht dan de innerlijke tucht.

 

Dolmabahçe-paleis – Toegangspoort tot de tuin

 

Toegangspoort met barokke versiering

Dolmabahçe-moskee

Geveltorentje in Franse Empirestijl

 

Mede als gevolg van de vele oorlogen met Rusland en de koloniale expansie van Engeland had het Ottomaanse Rijk veel van zijn grondgebied verloren. Zo was Egypte in Engelse handen gevallen en bij de bloedige Balkanoorlogen hadden de Ottomanen vrijwel alle Oost-Europese gebieden verloren. Bij de het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werden ze bestempeld als ‘the sick man of Europe’. Niet helemaal terecht overigens. In de oorlog bleken de Ottomanen geduchte tegenstanders waarop de Engelsen geheel hadden verkeken. Na de Eerste Wereldoorlog is het Ottomaanse Rijk definitief uiteengevallen in nieuwe kunstmatige Arabische landen (zoals Syrië, Irak, Libanon en Saoedi-Arabië) en de seculiere Republiek Turkije onder president Mustafa Kemal Atatürk.


Verkeerd been

Het regent. Ik verbeeld me dat Istanbul huilt om ons aanstaande vertrek. De taxirit vanaf het hotel naar Atatürk Airport verloopt gestaag, maar tergend traag. Istanbul is als een kolossaal lichaam dat gebukt gaat onder talloze infarcten. Vrij verkeer bestaat hier alleen midden in de nacht. Haar onmiskenbaar aanwezige en voelbare levensenergie dankt Istanbul aan tal van spontane bypasses, lokaal in het leven geroepen bloedsomlopen en creatief omgaan met chaos en regels.

 

De luchthaven is een geregelde chaos. Na de incheck hebben we nog even tijd voor een lunch in de Food Court self service. Alle tafels zijn bezet. We schuiven aan bij een traditioneel Arabisch echtpaar. Zij – gesluierd, donkere fletse ogen, getinte huid, treurigmakende bruine wollen winterjas – alle uiterlijke tekenen wijzen op de veroordeling tot een tweederangs bestaan. Hij – klein van stuk, vrij modern gekleed, scherpe, opmerkzame ogen. Loopt gegarandeerd voorop.

We begroeten elkaar. Ook de vrouw groet, met een afgemeten glimlach. Susan en ik mijmeren nog wat na over Istanbul. Plotseling schuift de man met een uitnodigend gebaar een schoteltje met twee koekjes tussen ons in. ‘Thank you, you are so kind.’ We snijden onze zojuist gekochte worteltaart in stukjes en delen er ook van. Een geanimeerde conversatie ontstaat. De vrouw krijgt een levendige uitdrukking op haar gezicht. Ze spreekt uitstekend Engels en laat zich allesbehalve onbetuigd. Het echtpaar komt uit Koeweit. Ze zijn enkele keren in Nederland geweest.

 

Vriendinnen in de najaarszon

Vertrekhal Atatürk

 

Onwillekeurig voel ik mee met Geert Wilders en zijn bedenkingen tegen hoofddoekjes. Ik mag dan menen een weldenkend mens te zijn, ik ben ontvankelijk voor negatieve publiciteit omtrent de islam. Het hoofddoekje is in de loop der tijd besmeurd geraakt vanwege allerlei publicitaire ophef. Ongemerkt is het een symbool geworden voor achterlijkheid – een ‘kopvod’. Een deel van de fundamentalistisch opvattingen van de islam is afkomstig van de westerse karikatuur.

Hoofddoekjes hebben een negatieve invloed. Niet per se op de draagsters, maar op mij. Het hoofddoekje is een publicitaire symbool geworden dat niet zozeer de draagster besmeurt, als wel een grauwsluier legt over mijn waarneming. Ik ben geïnfecteerd geraakt door de behendige publiciteit en het enige tegengif is een ontmoeting met gewone mensen. Dergelijke ontmoetingen, zoals deze bij de lunch, tonen me de wereld met een wellevend gezicht. Het echtpaar groet ons, vertrekt en laat mij in verwarring achter.

 

Een oudere man met een doorleefd gezicht gaat op bescheiden afstand aan de hoek van onze tafel zitten. We groeten hem; hij groet terug. Een typische Turk die zich wat ongemakkelijk voelt in ons gezelschap en stilletjes zijn stuk bazlama gaat verorberen.

Met mijn mobiel zoek ik de Turkse vertaling op van ‘eet smakelijk’. Beetje het ijs breken, je kent dat wel. Zo’n arme afgeleefde drommel hoort er toch ook bij. ‘Afiyet olsun’ zeg ik. Triomfantelijk wacht ik zijn reactie af. I speak French’, zegt hij beminnelijk, ‘where are you from?

Huh? Een Algerijn? Een Tunesiër? Wir sind … nous sommes hollandais!

 

Atatürk introduceert het alfabet

Met de moskee op de foto

 

Onze tafelgenoot blijkt een Syriër te zijn die al 32 jaar in Parijs woont. Hij is een rechtsgeleerde die zojuist in Istanbul een internationaal congres heeft bezocht over de mensenrechtensituatie in Syrië. ‘La situation est horrible, c’est une tragédie.’ Ik knik en trek mijn meest begripsvolle gezicht, om toch vooral maar de indruk te wekken dat ik ook wel een wellevend mens ben. 

 

 

 

>> Home <<



[1] De naam Istanbul kreeg het pas in 1930